...

Lang heeft men gedacht dat mensen op een eenduidige manier te werk gaan: onze voorkeuren, attitudes (of houding tegenover een realiteit uit de omgeving), onze waarden en onze overtuigingen zouden bepalend zijn voor onze keuzes en ons gedrag. De achterliggende gedachte was dat mensen rationele wezens zijn die hun gedrag laten aansturen door hun opinie. Dat beeld heeft men moeten bijstellen. Bij nader inzien kan het proces immers andersom verlopen: onze gedragingen kunnen onze inzichten modificeren. In deze herziene opvatting zijn mensen geen rationele, maar rationaliserende wezens, die hun denken kunnen aanpassen aan hun daden. Sommige mensen kunnen het bijvoorbeeld niet laten om gebakjes te eten, hoewel ze weten dat hun dieet dat verbiedt. Ze voelen zich daar ongemakkelijk bij, maar zullen vaak hun on- behagen bestrijden met argumenten, zoals 'één gebakje per dag zal de situatie niet veranderen' of 'ik mag toch wel eens tegen mijn dieet zondigen, want ik ben opnieuw gaan sporten'. Ondanks de geldende misvatting over het rationele karakter van de mens, waren sommigen zich al lang geleden van bewust van de manier waarop wij ons denken een draai geven, zodat het a posteriori op één lijn raakt met ons gedrag, en psychische spanning gerelateerd aan de inco- herentie tussen onze daten en onze waarden, attitudes, voorkeuren of overtuigingen afneemt. Dat vroege besef blijkt uit de fabel 'De vos en de druiven', die wordt toegeschreven aan de Griekse auteur Aesopus (geboren rond 620 voor Christus) en later van- onder het stof raakte dankzij de Franse schrijver Jean de La Fontaine (1621-1695). De fabel verwijst naar een hongerige vos die gretig zit te kijken naar druiven, maar er niet bij kan omdat ze te hoog hangen. Om zich te troosten, verandert hij van mening over de druiven, en overtuigt zichzelf ervan dat ze niet rijp zijn. Veel treffender kan men de theorie rond cognitieve dissonantie, een be- langrijk hoofdstuk uit de sociale psychologie, niet illustreren. Deze theorie werd in 1957 geformuleerd door Leon Festinger van de Universiteit van Stanford, in de VS. Tot op heden wordt er veel onderzoek over gedaan. Centraal in deze theorie staat de cognitie, die door Festinger wordt gedefinieerd als het geheel van kennis, opinies en overtuigingen die iemand heeft over zijn omgeving, zichzelf en zijn gedrag. De Franse psychologen David Vaidis en Séverine Halimi-Falkowicz beschrijven in de Revue électronique de psychologie sociale de drie soorten relaties die onze gedachten met elkaar kunnen onderhouden: consonant als ze goed op elkaar afgestemd zijn (bijvoorbeeld: 'ik rook' + 'ik rook graag'), dissonant als ze strijdig zijn ('ik rook' + 'roken is schadelijk') of neutraal als er geen verband bestaat ('ik rook' + 'het is mooi weer'). Voor Festinger zet de dissonantie tussen twee gedachten iemand aan tot het bestrijden van het psychisch on- behagen dat ermee gepaard gaat. Festinger denkt zelfs dat die drijfveer even sterk is als de impuls om te eten of te drinken als men honger of dorst heeft. Cognitieve dissonantie ontstaat niet alleen als onze waarden of attitudes strijdig zijn met onze gedragingen. Er treedt ook spanning op als onze inzichten op de helling gezet worden door informatie die ze weerlegt. In verband met cognitieve dissonantie wordt klassiek verwezen naar een onderzoek dat Leon Festinger tussen 1954 en 1955 uitvoerde met zijn collega's Henry Riecken en Stanley Schachter in Lake City, een stadje in de Amerikaanse staat Minnesota. Deze studie draait rond overtuigingen die onverbiddelijk worden tegengesproken door een de realiteit. In september 1954 wijdt een krant in Lake City een artikel aan Marian Keech (een pseudoniem die door de journalist was gekozen). Deze vrouw beweerde dat ze in contact was met buitenaardse wezens op de planeet Clarion. Ze noteerde hun boodschappen met automatisch schrift. Naar haar zeggen was ze op de hoogte gebracht van een vreselijke overstroming waardoor de wereld zou vergaan op 21 december 1954. De hele mensheid zou bij deze ramp omkomen, behalve degenen die geloof hechtten aan de voorspelling. Die laatste groep zou door de bewoners van Clarion worden afgehaald met een ruimteschip. Marian Keech wist het vertrouwen te winnen van een handjevol aanhangers, de Seekers, die ervan overtuigd waren dat de voorspelling zou uitkomen. Alle Seekers geloofden steevast in wat Keech hen voorspiegelde, ... of toch bijna allemaal. De groep omvatte immers infiltranten, in de persoon van onderzoekers Stanley Schachter en enkele van zijn studenten. Naarmate 21 december nadert verkopen de Seekers hun bezittingen, zeggen hun baan op en verlaten zelfs hun familie als die hun overtuiging niet deelt. De ruimtewezens gebieden hen in de avond van 20 december te verzamelen bij Marian Keech, waar het ruimteschip hen precies om middernacht zal ophalen. En wat had u gedacht? Ze blijven vruchteloos wachten ... Het geloof van de Seekers werd aldus onderuitgehaald door de realiteit. Het zag ernaar uit dat de onverenigbaarheid tussen hun overtuiging en de gebeurtenissen bij hen een gevoel van dissonantie zou veroorzaken, dat ze nu moesten bestrijden. Dat was tenminste wat de hypothese van de onderzoekers voorspelde. Die hypothese werd bewaarheid. Om 4 uur in de ochtend van 21 december meldde Marian Keech dat ze opnieuw een boodschap had gekregen. Die luidde dat "dat er van dat kleine groepje mensen dat daar de hele nacht had gezeten, zoveel goedheid en warmte uitging dat de God van het Heelal besloot de Aarde voor vernietiging te vrijwaren." Die boodschap maakte het voor de Seekers mogelijk hun cognitieve dissonantie te temperen, doordat ze een logisch verband konden leggen tussen hun geloof in de voorspelling en het feit dat die niet uitkwam. Dankzij nieuwe inzichten konden ze hun psychisch onbehagen tegengaan. Meer zelfs, Festinger en zijn medewerkers stelden vast dat de leden van de groep globaal nog sterker in het hele verhaal gingen geloven. Plots probeerden ze hun overtuigingen breed op anderen over te dragen door er meer zichtbaarheid aan te geven, onder andere via perscommuniqués, terwijl ze tot dan toe redelijk discreet gebleven waren. Volgens Festinger beschikken mensen over drie belangrijke manieren om bij cognitieve dissonantie hun interne evenwicht te herstellen. De eerste manier is gedragsmatige rationalisering, waarbij de persoon zijn gedrag aanpast aan zijn overtuigingen. Een zwaarlijvig iemand die zijn dieet niet naar voorschrift heeft gevolgd, kan beslissen om niet langer taartjes te eten. Festinger beschouwt dit als een krachtig middel om cognitieve dissonantie tegen te gaan, omdat oordeel en gedrag daarmee netjes op één lijn komen te liggen. Maar deze insteek botst vaak op twee belangrijke obstakels: weerstand tegen verandering en de 'prijs' die men ervoor betaalt. Om dat laatste idee in beeld te brengen, kunnen we denken aan een vrouw die geen affiniteit heeft voor haar schoonvader, maar hem toch iedere zondag bij haar thuis ontvangt. Voor haar is dat dissonant. Nu zou ze haar onbehagen kunnen tegengaan door categoriek te beslissen de man niet langer uit te nodigen. Maar welke prijs zal ze daarvoor betalen? Spanningen binnen de relatie met haar man, geruzie, ... Er bestaat een tweede manier om cognitieve dissonantie te bezweren: men kan zijn standpunten, beoordelingen, waarden en voorkeuren, kortom zijn overtuigingen aanpassen. De sociale psychologie leert ons echter dat een persoon maar moeilijk van zijn standpunten afstand kan doen als die betrekking hebben op zaken die hij als fundamenteel beschouwt. Vandaar dat mensen het psychisch onbehagen bij cognitieve dissonantie het vaakst bestrijden met de derde methode die Festinger beschrijft: cognitieve rationalisering. Dat betekent dat iemand aan zijn oorspronkelijke inzichten andere inzichten toevoegt die stroken met zijn gedrag. Neem het voorbeeld van een roker die zich on- gemakkelijk voelt omdat hij rookt terwijl hij weet dat roken schadelijk is. Om zijn onbehagen tegen te gaan kan hij er zichzelf bijvoorbeeld van overtuigen dat de tabakslobby terecht de impact van tabak op het kankerrisico minimaliseert. Of zich vooral focussen op het feit dat hij vaak stress heeft, en dat tabak hem helpt om die stress te doen afnemen. Of denken aan een buurman die altijd met een sigaret rondloopt, maar intussen toch al de tachtig voorbij is. In de loop van de jaren hebben onderzoekers nog andere strategieën voor het reduceren van cognitieve dissonantie beschreven, die het oorspronkelijke lijstje van Festinger aanvullen. Een daarvan is trivialisering, wat betekent dat de persoon het belang van de inzichten die tot dissonantie leiden, minimaliseert. Als een hardrijder wordt geconfronteerd met het besef dat hij zichzelf en anderen in gevaar brengt, zal hij misschien zeggen dat men wel van iets moet sterven. Een andere strategie is de ontkenning van de dissonantie. Dat houdt in dat iemand geen rekening houdt met gegevens of gebeurtenissen die niet in overeenstemming zijn met zijn waarden, inzichten en standpunten. Voor sommige zware drinkers, bijvoorbeeld, is de literatuur over alcoholmisbruik als één van de belangrijkste oorzaken van levercirrose een blinde vlek. Een andere strategie die ook op ontkenning berust, is de ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid. "Deze strategie houdt in dat iemand vindt dat hij niet verantwoordelijk is voor het problematische gedrag dat hij vertoont, of tenminste dat hij niet het gevoel heeft volledig vrij te kunnen beslissen als hij een dissonant gedrag vertoont", schreef David Vaidis in 2017. Tot hier de niet-exhaustieve opsomming van strategieën die mensen kunnen inzetten om cognitieve dissonantie tegen te gaan.