De Belgische fiscus wil inkomsten van gemeubelde woningen in het buitenland die via online platforms worden verhuurd kunnen belasten. Dit kan leiden tot een aanvechtbare dubbele belasting.
...
België heeft een complex belastingstelsel. De belasting op onroerend goed is een goed voorbeeld. Naast de onroerende voorheffing (OV) die gebaseerd is op het kadastraal inkomen (KI) is er ook nog de personenbelasting, die varieert naargelang het type onroerend goed, het gebruik ervan en de plaats waar het gelegen is. Artikel 12, §3 van het Wetboek Inkomstenbelastingen stelt dat een eigendom dat door de eigenaar zelf wordt bewoond, vrijgesteld is van personenbelasting. Een eigenaar die meer dan één woning bewoont (bijvoorbeeld iemand die ook een vakantiehuis bezit) kan één woning in aanmerking laten komen voor die vrijstelling. De belasting op huuropbrengsten verschilt naargelang het gebruik dat de huurder ervan maakt. Als de huurder het pand als woonst gebruikt, moet alleen het geïndexeerde kadastrale inkomen plus 40% worden aangegeven door de eigenaar (code 1106 van de belastingaangifte). Wordt het pand echter voor professionele doeleinden gebruikt, dan worden de brutohuur- opbrengsten min 40% forfaitaire kosten belast. Dit rechtvaardigt de vaak hogere huuropbrengsten voor professionele panden. De fiscus heeft als voorwaarde voor de aftrekbaarheid van huur als beroepskosten gesteld dat het huurcontract moet worden geregistreerd. Dit voorkomt onaangename verrassingen zoals huurders die hun huur als beroepskost inbrengen zonder toestemming van de verhuurder, wat als gevolg zou hebben dat de verhuurder wordt belast op de werkelijk ontvangen 'zakelijke' huur, en verplicht zou worden om een schade- vergoeding voor die hogere belasting te eisen van de huurder. Voor gemeubelde woningen die verhuurd worden, is e situatie nog ingewikkelder. Het gedeelte meubilair is onderworpen aan de roerende voorheffing van 30% (waarvan 50% kan worden afgetrokken als kosten, voor een netto belastingtarief van 15%), en het gedeelte gebouw valt onder een van de regimes die we zonet hebben beschreven. Tenzij anders vermeld in het huurcontract, wordt 40% van de huur beschouwd als zijnde voor het meubilair en 60% voor het gebouw. Richtlijn 2021/514/EU van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 2021 (DAC7) verplicht digitale platforms (zoals AirBnB, Vinted, Deliveroo, Booking, etc.) sinds 1 januari 2023 om net als banken automatisch een aantal gegevens over hun 'klanten' te bezorgen aan de belastingdiensten van de lidstaat waar deze wonen. Het gaat onder meer om het aantal transacties en de totale omzet. Sindsdien weet de fiscus dus wat u verdient door te verkopen op tweedehandssites, door eigendommen te verhuren of door bij te klussen via Uber of Deliveroo. In het verleden is de Belgische fiscus meermaals veroordeeld voor de manier waarop buitenlandse eigendommen belast werden. De fiscus berekent daarvoor nu een equivalent 'Belgisch' kadastraal inkomen aan de hand van een door haar ontwikkelde formule, en past daarop een belastingtarief toe dat identiek is aan het Belgische belastingtarief. Inkomsten uit activa die zich in het buitenland bevinden, worden echter over het algemeen beschermd door verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Frankrijk en België bijvoorbeeld hebben afgesproken dat inkomsten uit onroerende goederen worden belast op de plaats waar het onroerend goed zich bevindt. De inkomsten van een eigendom gelegen in Frankrijk zijn dus belastbaar in Frankrijk, met het voorbehoud dat België ermee rekening kan houden om het tarief te bepalen dat toegepast wordt op inkomsten uit Belgische bronnen (de zogeheten "vrijstelling met progressievoorbehoud"). In het verleden kon de Belgische fiscus moeilijk weten of en hoe een eigendom op duizenden kilometers van Brussel werd verhuurd. DAC7 maakt het leven eenvoudiger voor onze fiscus, omdat die nu automatisch informatie ontvangt van de meest gebruikte verhuurplatforms. Zoals hierboven uitgelegd, is België, dat een onderscheid maakt tussen inkomsten uit roerende en onroerende goederen, van mening dat het gedeelte dat betrekking heeft op roerende goederen wel belastbaar is in België. Frankrijk maakt dit onderscheid echter niet, en belast de volledige huuropbrengsten (gebouw + meubilair). Dit zou kunnen leiden tot een potentiële dubbele belasting. Wordt u met dit probleem geconfronteerd, dan is het belangrijk om voorzichtig te zijn. Artikel 3 van het Belgisch-Frans Verdrag bepaalt dat "inkomsten uit onroerende goederen, met inbegrip van hun toebehoren (...) slechts belastbaar zijn in de Verdragsluitende Staat waar het onroerend goed is gelegen" en dat "het begrip onroerend goed wordt bepaald volgens de wetten van de Verdrag- sluitende Staat waar het betreffende goed is gelegen". Het Belgische standpunt dat inkomsten uit roerende zaken in België belastbaar zijn, conflicteert niet alleen met de term 'toebehoren' - die onze roerende zaken lijkt te omvatten - maar ook op het Franse recht, dat relevant is voor de beoordeling van dat begrip en dat alle inkomsten (roerend en onroerend) in Frankrijk belast, en niet in België (onder voorbehoud van progressiviteit). Als België zijn standpunt zou handhaven en deze zaak zou winnen, dan is er een rechtsmiddel in artikel 24 van het Verdrag, dat staten verplicht om dubbele belasting te voorkomen wanneer deze zich voordoet. Een belastingbetaler die dubbel wordt belast, kan contact opnemen met de fiscus in België of Frankrijk en de twee staten vragen in te stemmen met teruggaaf van de extra belasting die het gevolg is van deze dubbele belasting. Hoewel de DAC7-richtlijn de fiscus nieuwe gegevens in de hand geeft, is het dus kwestie om waakzaam te zijn en een eventuele dubbele belasting aan te vechten.