"Gelukkig is er vandaag meer aandacht voor de diagnose en gevolgen van pulmonale hypertensie", zegt prof. Marion Delcroix van het expertisecentrum van het UZ Leuven. Toch wordt 'chronische embolie' nog te vaak over het hoofd gezien als mogelijke oorzaak van pulmonale hypertensie. Een tijdige diagnose betekent nochtans een wereld van verschil voor de patiënt.
...
Longembolie wordt gekenmerkt door een acute episode, die levensbedreigend kan zijn of relatief onopgemerkt voorbijgaat, verduidelijkt prof. Delcroix. "De klonters in de longvaten lossen meestal vrij goed op of blijven zitten zonder noemenswaardige klachten. Soms ontstaat er een blijvende en significante obstructie van de longcirculatie. Dit wordt gezien bij ongeveer 3% van de patiënten na acute longembolie en uit zich als kortademigheid." Patiënten die drie tot zes maanden na een longembolie nog altijd klachten van kortademigheid hebben, moeten dus zeker nagekeken worden. Een chronische trombo-embolie met pulmonale hypertensie (CTEPH) kan immers de oorzaak zijn van hun symptomen. "Twee momenten zijn voor de arts belangrijk in de aanpak van longembolie", benadrukt prof. Delcroix. "Enerzijds het moment van de acute longembolie. Anderzijds de opvolging binnen drie tot zes maanden na de acute longembolie." "Symptomen die langer dan twee weken aanhouden of progressief toenemen over een langere periode na de acute episode van longembolie, mogen niet zonder meer toegeschreven worden aan leeftijd, obesitas, roken of deconditionering. Kortademigheid kan immers wijzen op een chronische, trombo-embolische situatie met significante overdruk in de longcirculatie. Zelfs bij patiënten met andere cardiopulmonale comorbiditeiten die de symptomen kunnen verklaren, zoals COPD of hartfalen, mag men sequelae van een acute longembolie niet meteen uitsluiten." Weliswaar komt chronische trombo- embolische pulmonale hypertensie niet vaak voor. Ook helpt kortademigheid als aspecifiek symptoom met diverse mogelijke oorzaken, niet veel bij de differentieeldiagnose. Verder is acute longembolie een traumatische gebeurtenis, die een posttraumatisch syndroom kan uitlokken. Paniekaanvallen en hyperventilatie behoren dus ook tot de differentieeldiagnose. Belangrijk om weten is dat dankzij de vooruitgang in de beeldvorming, radiologen vandaag een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen een acute en een chronische longembolie, op basis van de typische kenmerken van de klonter. Kortweg gezegd, men kan de oude bloedklonter, die tegen de bloedwand gedrukt zit, onderscheiden van een acute longembolie. Een multidisciplinair CTEPH-team met een radioloog, een interventionele radioloog of cardioloog, een chirurg en een specialist in pulmonale hypertensie beoordeelt de beeldvorming en de hemodynamica om te beslissen over de optimale therapeutische aanpak van de patiënt. Prof. Delcroix licht verder toe dat extra aandacht gegeven werd aan CTEPH in de jongste richtlijnen van de European Society of Cardiology over diagnose en management van acute longembolie: "De nieuwe aanpak vraagt om de patiënt systematisch terug te zien voor een klinische beoordeling, zoals hoger aangegeven, drie tot zes maanden na de acute episode. Anticoagulantia alleen zijn niet meer voldoende in de nasleep van een acute longembolie." De chronische longembolie kan aangepakt worden op drie niveaus, afhankelijk van waar de obstructie zich bevindt: chirurgisch verwijderen van het fibrotische materiaal uit de grotere proximale longvaten, ballondilatatie van de meer distale vaten, en medicatie voor progressieve vernauwing van de precapillaire vaten. Een volledig herstel met normale pulmonale druk, kan bereikt worden bij deze patiënten. Dit is de reden, zegt prof. Delcroix, waarom zij bijzondere aandacht vraagt voor deze groep. CTEPH is een complicatie van acute longembolie, die niet vaak voorkomt maar toch ondergediagnosticeerd is. De geschatte incidentie bedraagt 17 gevallen per miljoen inwoners/jaar. Op dit ogenblik worden jaarlijks vijf tot zes patiënten per miljoen inwoners gediagnosticeerd; voor België betekent dit ongeveer 50 tot 60 patiënten. Dit wil zeggen dat men vandaag twee op drie patiënten mist, duidt prof. Delcroix. CTEPH wordt bovendien vaak verkeerd gediagnosticeerd als een acute longembolie. Er is dus nog veel werk voor longartsen en radiologen om deze patiënten te herkennen.Patiënten met chronische trombo- embolische pulmonale hypertensie vormen vandaag de doelgroep binnen pulmonale hypertensie, waar we de grootste vooruitgang kunnen maken. Dit is dus een luide oproep voor een systematische klinische beoordeling binnen drie tot zes maanden na de acute longembolie, besluit prof. Delcroix. Volledig herstel is mogelijk.