...

Het was een vaak weerkerende bedenking bij de artsen die aan de enquête deelnamen: "Waarom kan het RIZIV niet gewoon de 29 grootste verbruikers aanpakken?". "Het antwoord is simpelweg dat we, gelukkig wellicht, nog steeds in een rechtstaat leven. Misbruik moet dus eerst bewezen worden vooraleer het kan worden bestraft", aldus het ASGB. "En laat het nu net daar zijn dat het schoentje wringt. Hoe kan bewezen worden dat een teleconsultatie niet heeft plaatsgevonden? Gezien de teleconsultaties via de derdebetalersregeling worden betaald, komen er geen klachten binnen van patiënten. De meest flagrante misbruikers niet direct vervolgen, is voor ons even frustrerend, maar als ASGB staan wij er toch ook voor dat de grondbeginselen van ons rechtssysteem worden gerespecteerd." Helemaal geen controle uitvoeren omdat de grote meerderheid van de artsen het systeem correct gebruikt, is evenmin een optie voor het ASGB. "Hoe genegen we dat standpunt ook zijn, we krijgen het op basis van de cijfers gewoon niet geloofwaardig uitgelegd." Daarom legde het syndicaat zijn leden drie grote controlemechanismen voor: controle via het medisch dossier, via de patiënt (remgeld, e-mailbericht, ...) of via een technische oplossing (aantallen, registratie van de duur van het consult, betaaltelefoon, ...). Een overgrote meerderheid (94,4%) vindt dat er controle via het medische dossier mogelijk moet zijn. 92,7% vindt zelfs dat er minstens een behandelvoorstel moet worden opgenomen in het dossier, terwijl 74,3% oordeelt dat er een anamnese in het dossier moet komen. Net iets minder dan de helft (49,2%) vindt dat een echte teleconsultatie als afspraak moet worden vastgelegd in het dossier. Uit de antwoorden van de artsen blijkt dat de inhoud van het teleconsult weliswaar variabel kan zijn, maar dat de duur van het contact en de uitgebreidheid van het consult wel uit het dossier zouden moeten blijken. Dit sluit nauw aan bij de bestaande nomenclatuurregels. "Helaas volstaat dat dus in de realiteit niet", stelt het ASGB vast. De optie om de controle te laten verlopen door middel van mechanismen via de patiënt, kunnen op minder enthousiasme rekenen. Net niet de helft (48,3%) vindt de ziekenfondsen goed geplaatst om de controles uit te oefenen. Een iets kleinere groep (43,1%) ziet wel wat in het sturen van een e-mailbericht naar de patiënt waarin wordt gezegd dat er een teleconsultatie is aangerekend op zijn naam. Steekproeven bij patiënten (34,5%) en het verplicht innen van remgeld (13,2%) kunnen slechts een minderheid van de artsen verleiden. Een derde insteek was het gebruik van technische mogelijkheden. "Dat leidt tot veel discussie en zeer uiteenlopende meningen", stelt het ASGB vast. Geen enkel van de mogelijkheden kan op een meerderheid rekenen. De verplichte inschrijving in een afsprakenlijst voor er een contact plaatsvindt is nog het meest populair (39,6%). Andere voorstellen zoals een betaaltelefoon te betalen door het RIZIV (23,6%); een betaaltelefoon via de praktijk waarbij de eerste 10 of 15 minuten aangerekend worden aan het RIZIV (19,4%), een betaaltelefoon waarbij de patiënt 1 à 2 euro betaalt per minuut (18,8%) en een telefoon die een contactlijst registreert (18,1%) worden door minder dan een kwart van de artsen als een geldige manier gezien. Het ASGB peilde niet enkel naar de manier waarop aan handhaving kan worden gedaan, maar ook naar de eventuele manieren waarop kan worden bespaard. Op de vraag waar kan worden bespaard, vallen de artsen uiteen in twee even grote groepen. Enerzijds zegt 46,4% "in alle specialismen behalve de mijne", anderzijds zegt een even grote groep "in mijn specialisme op voorwaarde dat het ook terugvloeit naar teleconsulten binnen mijn specialisme". Van 7,3% mag de besparing in het eigen specialisme worden gezocht en hoeft het geld niet noodzakelijk daar terug naartoe te vloeien. De artsen lijken vooral geneigd bepaalde prestaties en disciplines die worden ingeschat als overgefinancierd te onderzoeken en te corrigeren (61%). 38% vindt wel dat er eerst een grondige inventaris moet worden gemaakt. Ook prestaties die inhoudelijk moeilijk te controleren zijn, moeten voor meer dan vier artsen op tien (42,5%) bekeken worden. Wanneer er buiten het budget van de artsen naar besparingen wordt gezocht, komen vooral de patiënten (60,6%) en de ziekenfondsen in het vizier (59,4%). De regelgevende en administratieve instanties (33,1%), het inkomen van de minister (30%), de administratie van het RIZIV (28,1%) en de ziekenhuisdirecties en andere ziekenhuisfuncties (15%) blijven evenmin buiten schot. Vooral het idee dat de patiënt te weinig zelf betaalt, is wijdverbreid. Responsabilisering van de patiënt staat hoog op de agenda. Veel artsen geven aan dat de vraag voor een teleconsultatie vaak van de patiënt komt. Een weerkerende verzuchting is de klacht over patiënten die misprijzend lachen met vier of één euro remgeld. Dat maakt dat maar liefst 85,8% voorstander is van een indexering van het remgeld. 8,9% vindt het remgeld dan weer te hoog en wil er niet meteen iets aan veranderen, terwijl 5,3% pleit voor de afschaffing van het remgeld.