...

Dokter Patrick Peeters, kinderarts en voorzitter van de AZV werkgroep pediatrie, en dokter Zozo Musafira, hoofd van het technisch ondersteuningsbureau eerstelijnsgezondheidszorg in Zuid-Kivu, geven meer uitleg. PP: Het motto van AZV is 'kennis heelt'. Het grote verschil tussen ons en Artsen Zonder Grenzen is dat wij niet actief zijn in conflictgebieden. We bieden hulp aan van professionals: chirurgen, gynaecologen, psychiaters, diëtisten, verpleegkundigen om mensen ter plaatse op te leiden. Doel is te coachen en lokale professionals te helpen. Daarna moeten ze het zelf doen. Dat is wat delen van kennis is. Een sneeuwbaleffect. Hoe kwam u erbij om protocollen op te stellen?PP: Ik deed missies in Haïti, Congo en India. Al in 2004 vroegen verpleegkundigen me om presentaties te geven over ademhalingsproblemen en reanimatie bij kinderen en ging ik protocollen schrijven. In 2005 ben ik bij AZV gaan werken en trok ik voor mijn eerste opdracht naar Kinshasa. Ik zou er een tiental presentaties geven over een reeks zeer specifieke onderwerpen, zoals het gebruik van antibiotica. Mijn powerpoints werden fiches. De fiches groeiden uit tot 75 pediatrische protocollen. We baseerden alle protocollen op het Blauwe Boekje van de Wereldgezondheidsorganisatie met basisrichtlijnen voor kindergeneeskunde over alle continenten heen en op Nelson Textbook of Pediatrics, de 'bijbel' van de kinderartsen. We gebruikten altijd dezelfde nummering. In feite maakten we een aantal bladzijden leesbaarder en hanteerbaarder. In 2007 richtte ik de Pediatrische Werkgroep op en werd bestuurslid van AZV. We kregen versterking van kinderarts Douchan Beghin, docent volksgezondheid en pediatrie aan ULB. Hij hoorde een interview met mij en nam contact op.Het gaat er in Afrika wellicht heel anders aan toe dan in Europa?PP: We houden in elk geval rekening met nationale protocollen. Als er een nationaal programma bestaat, respecteren we dat. We gooien niets overboord, zeker weten. Hetzelfde geldt voor de geneesmiddelenlijst, we respecteren de lokale lijsten. Er is geen sprake van het opleggen van behandelingen die lokaal niet voorhanden zijn. ZM: Ik werkte in het Walungu-ziekenhuis. Daar opereren Belgische artsen en leerde ik Artsen Zonder Vakantie kennen. Na drie jaar promoveerde ik en werd hoofd van het technisch ondersteuningsbureau voor gezondheidszones op provinciaal niveau. Ik ontmoette dokter Beghin die aan pediatrische spoedeisende zorgprotocollen werkte. Zuid-Kivu kent een hoge kindersterfte en de gezondheid van de kinderen was zorgwekkend, ondervoeding maakte de kinderen nog kwetsbaarder. Ikzelf werkte aan de meest voorkomende pathologie bij kinderen en zocht naar behandelplannen. Dat alles werd bemoeilijkt door de oorlogen in de regio. Als jonge arts had ik geen ervaring. Ik ontmoette dokter Beghin in de oostelijke regio van de provincie en we begonnen te praten over wat er moest gebeuren. Ik bracht ook drie Congolese kinderartsen in een werkgroep om de protocollen samen te bespreken. We wilden echter dat ook huisartsen in perifere ziekenhuizen ze zouden gebruiken. Kinderen konden met eenvoudige ingrepen gered worden. Soms is het bijvoorbeeld voldoende om hen in een positie te plaatsen die de luchtwegen vrijmaakt. Want er werden nutteloze laboratoriumtests voorgeschreven. Dat verhoogt de zorgkosten en de familie betaalt er een hoge prijs voor. In België werkte ik mee aan de afronding van protocollen binnen de werkgroep pediatrie. Die protocollen zijn gebaseerd op de praktijk van jonge lokale artsen. AZV heeft technisch en financieel een grote rol gespeeld en ging vervolgens ook mee naar Unicef om de nodige fondsen in te zamelen. Hoe is de toestand in de ziekenhuizen? ZM: In lokale ziekenhuizen was er niets. Alleen de gezondheidscentra hadden een pediatrische aanpak. Unicef doneerde de middelen om de zorg voor kinderen in ziekenhuizen te verbeteren. Ik heb een opleidingsproject opgezet voor 49 ziekenhuizen (Nvdr voor heel Zuid-Kivu, met een oppervlakte van 65.000 km2 ongeveer dubbel zo groot als België). Er was niets op het vlak van reanimatie, bloedsuikertesten enzoverder. Dat is de realiteit. Een Amerikaans financieringsproject (van 150.000 dollar) nam het over. Laat het project toe om alle zorgverstrekkers binnen het pediatrische zorgpad op te leiden?ZM: Ja. Het doel is om patiëntjes bij aankomst binnen de 15 minuten te verzorgen. Pas later wordt gepraat over de financiële middelen van hun familie. Elk ziekenhuis heeft inmiddels een specifieke plek voor kinderen. Daar worden ze bij spoedeisende hulp zo snel mogelijk opgevangen. Hoe bereikbaar is het ziekenhuis voor de families?ZM: Ze moeten grote afstanden afleggen tot aan een gezondheidscentrum. Dat kan oplopen tot 120 km. Het duurt soms twee tot drie dagen eer ze aankomen. Tegen dan is het kind vaak al comateus... De familie van de patiënt betaalt de volledige rekening. Daarom behandelen we eerst het kind en hebben we het pas daarna over de rekening. Wat is de meest voorkomende pathologie?PP: De WGO stelde een triagefiche op voor spoedgevallen: respiratoir, coma, convulsie, uitdroging, shock en bloedarmoede. We zien ook malaria, septikemie, meningitis... In Centraal-Afrika gaat het zelden over één diagnose. Het kind komt binnen met meningitis omdat het ondervoed is, in een context van extreme armoede leeft en tegelijkertijd parasitose of malaria kan krijgen of immuundeficiëntie heeft. Zijn er doeltreffendheidsstandaarden in de ziekenhuizen?PP: Zover zijn we nog niet. Dat we protocollen kunnen verspreiden is al heel wat. AZV zorgt niet zelf voor de patiënten, maar leidt zorgverleners op. Kinderartsen uit heel Zuid-Kivu gaan naar de ziekenhuizen en analyseren de situatie. ZM: Kinderartsen gaan na of de ziekenhuizen de protocollen volgden, registeren een score én de hiaten. Vóór de implementatie van de protocollen lag de kindersterfte erg hoog (1/20) omdat we alleen observeerden, niet beheerden. Dat is nu steeds minder het geval. Heeft de bevolking de reflex om bij gezondheidsproblemen naar het ziekenhuis te gaan? PP: In afgelegen dorpjes is de eerste reflex om naar de genezer te gaan voor scarificaties...Hebben genezers een medische achtergrond?ZM: Helemaal niet, ze hebben hun eigen 'protocollen'. Wanneer een buik opgeblazen is, doen ze scarificaties, wanneer een jonge patiënt koorts heeft, schrapen ze de ontstoken huig. De genezer 'controleert' de bloeddruk door touwen rond de arm van de patiënt te binden. En ook bloedarmoede wordt 'behandeld'... . Kinderartsen moeten op de hoogte zijn van al deze bedenkelijke praktijken. Een van de obstakels zijn dus de genezers. Zouden patiënten anders sneller naar het ziekenhuis gaan?ZM: Genezers beweren dat ze al lang voordat de (westerse) geneeskunde bestond zieken genazen. De patiënt gaat het liefst eerst naar de genezer. Of bij een priester omdat ziekten volgens patiënten soms 'mystiek' zijn. Ze accepteren bijvoorbeeld niet dat het koorts is die voor problemen zorgt. Kan een genezer/priester een patiënt doorverwijzen naar een ziekenhuis? ZM: Neen. De priester en de genezer vangen de patiënt op. De familie wacht af of het helpt en besluit dan om al dan niet naar het ziekenhuis te gaan. Wat is de impact van de protocollen op de (daling van de) kindersterfte? Zijn er cijfers? ZM: Bij de follow-up streven we ernaar om de sterfte binnen de 48 uur te doen dalen. We zaten op 3,5% kindersterfte, nu op 2,1%. In 2014 en 2017 werden er enquêtes uitgevoerd. De provincie deed het met 162 sterfgevallen per 1.000 geboorten heel slecht. De steun van AZV was essentieel bij de uitbouw van onze pediatrische netwerken. Het is een kwestie van geloofwaardigheid...