...

Eerder formuleerde prof. em. gezondheidsrecht Herman Nys al een aantal pertinente bedenkingen bij het voorontwerp van wet tot wijziging van de patiëntenrechtenwet (AK 2750). Prof. Nys is een van de grondleggers van de oorspronkelijke wet uit augustus 2002. Op 13 april bezorgde de nationale raad van de Orde der artsen minister Vandenbroucke eveneens een aantal bedenkingen. Zo verwijst de Orde onder meer naar de memorie van toelichting. Daarin staat dat de patiënt geluids- opnames mag maken van het gesprek met de zorgverlener. Daardoor zou hij de informatie beter kunnen assimileren. De nationale raad loopt niet over van enthousiasme. De Orde vindt dat de wet minstens moet preciseren dat de arts daarover vooraf wordt ingelicht. "De arts- patiëntrelatie is een op wederzijds respect gebaseerde vertrouwensrelatie. De overjuridisering ervan kan nefast zijn", schrijft de Orde. Net zoals Herman Nys stelt ook de nationale raad vast dat het voorontwerp het recht om schriftelijke informatie te ontvangen uitvoerig uitwerkt. "Indien de patiënten dit recht op algemene wijze zouden uitoefenen, zou dat een te grote werklast vormen voor de artsen", aldus de nationale raad. "Dat gaat ten koste van de tijd die aan zorg kan worden besteed." Bovendien moeten de zorgverstrekkers informatie op papier zetten wanneer ze "complex is en indien dat pertinent is". En volgens de tekst is de patiënt het best geplaatst om te oordelen of informatie voor hem complex is of pertinent. Deze bijkomende verplichting is overbodig, stelt de Orde der artsen. "De patiënt beschikt immers reeds over het onvoorwaardelijke recht om de informatie schriftelijk te vragen." Verder. De patiëntenrechtenwet is ingegeven door het autonomiebeginsel. "Dat beginsel", dixit de Orde "is niet onvoorwaardelijk maar is een autonomie verbonden met die van de zorgverstrekker. Het is dus een 'interdependente' autonomie." In dat verband wijst de nationale raad op de toenemende moeilijkheden die tal van artsen ondervinden in termen van eisen, agressiviteit en zelfs geweld van hun patiënten. "De tekst", meent de nationale raad, "zou dus ten minste een notie van wederkerigheid in de relatie moeten vermelden, met plichten voor de patiënt, om zowel het respect ten aanzien van de persoon van de zorgverstrekker als zijn therapeutische vrijheid te waarborgen." Belangrijk is tot slot ook dat de wet niet de indruk mag wekken dat de voorkeuren van de patiënt onbeperkt zijn. "Want de middelen van de maatschappij inzake gezondheid zijn beperkt en de arts moet die op redelijke wijze aanwenden", besluit de Orde.