Vandaag las ik dit stukje proza. Ik geef er geen commentaar op omdat het spreekt voor zich. Maar als de ministers van werkgelegenheid en volksgezondheid dit ook zouden willen lezen, dan voelde ik mij alvast heel gelukkig.
Door analyses van diverse sociologen is het de voorbije jaren duidelijk geworden dat de staten en werkgevers in Europa de dynamiek van het levenslang leren in de eerste plaats gebruiken om werknemers meer flexibel en inzetbaar te maken. Dit discours van flexibiliteit en employability verschuift de verantwoordelijkheid voor educatie, training en ontwikkeling steeds meer door van het maatschappelijke niveau naar het individuele.
Impliciet worden objectieve structurele problemen, zoals het gebrek aan werkgelegenheid, de toenemende proportie van onderbetaalde, onzekere jobs en routinewerk ontkend. Door levenslang leren worden werknemers gesocialiseerd om tegemoet te komen aan escalerende eisen van werkgevers, die op hun beurt worden ingegeven door de competitiviteit van de markt.
Om de toenemende werklast te verbergen, delegeren managers steeds meer en dit onder het mom van 'empowerment'. Employability maakt de inspanningen die gepaard gaan met een frequente jobrotatie en -wisseling meer accepteerbaar en flexibiliteit is het toverwoord om een variëteit aan kostreducerende strategieën te verhullen die de jobonzekerheid de hoogte injagen.
Ook andere maatschappelijke stelsels ontsnappen niet aan deze evolutie. De staat van haar kant 'responsabiliseert' haar burgers: chronisch zieken dienen meer verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen verzorging, het pensioen dient individueel verzekerd en gespaard te worden,...
Vanuit het werkgeversperspectief is de ideale 'portfolio' van de werknemer van de toekomst iemand die vlug de noodzaak voor employability internaliseert, die bereidwillig betaalt voor zijn eigen continue leren en die zich overtuigend flexibel engageert voor elke job, los van het gegeven hoe lang deze job zal duren of hoe ontmoedigend ze van kwaliteit is.
(Elias, W. en Vanwing, T. (red), 2002. Vizier op agogiek. pp. 180-181.)
Door analyses van diverse sociologen is het de voorbije jaren duidelijk geworden dat de staten en werkgevers in Europa de dynamiek van het levenslang leren in de eerste plaats gebruiken om werknemers meer flexibel en inzetbaar te maken. Dit discours van flexibiliteit en employability verschuift de verantwoordelijkheid voor educatie, training en ontwikkeling steeds meer door van het maatschappelijke niveau naar het individuele.Impliciet worden objectieve structurele problemen, zoals het gebrek aan werkgelegenheid, de toenemende proportie van onderbetaalde, onzekere jobs en routinewerk ontkend. Door levenslang leren worden werknemers gesocialiseerd om tegemoet te komen aan escalerende eisen van werkgevers, die op hun beurt worden ingegeven door de competitiviteit van de markt.Om de toenemende werklast te verbergen, delegeren managers steeds meer en dit onder het mom van 'empowerment'. Employability maakt de inspanningen die gepaard gaan met een frequente jobrotatie en -wisseling meer accepteerbaar en flexibiliteit is het toverwoord om een variëteit aan kostreducerende strategieën te verhullen die de jobonzekerheid de hoogte injagen.Ook andere maatschappelijke stelsels ontsnappen niet aan deze evolutie. De staat van haar kant 'responsabiliseert' haar burgers: chronisch zieken dienen meer verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen verzorging, het pensioen dient individueel verzekerd en gespaard te worden,...Vanuit het werkgeversperspectief is de ideale 'portfolio' van de werknemer van de toekomst iemand die vlug de noodzaak voor employability internaliseert, die bereidwillig betaalt voor zijn eigen continue leren en die zich overtuigend flexibel engageert voor elke job, los van het gegeven hoe lang deze job zal duren of hoe ontmoedigend ze van kwaliteit is.(Elias, W. en Vanwing, T. (red), 2002. Vizier op agogiek. pp. 180-181.)