Toen Rijksarchivaris Camille Tihon in 1957 in de Archieven van het Rekenhof in Brussel twee brieven vond en publiceerde van Andreas Vesalius aan zijn schoonvader Jerôme van Hamme, maakte dat veel ophef in academische middens. De vondst van Vesalius-onderzoeker prof. em. dr. Omer Steeno in augustus 2019 van zes brieven van Vesalius, geschreven aan het ziekbed van prins Don Carlos, zoon van koning Filips II, is zo mogelijk nog indrukwekkender.
...
Don Carlos, Prins van Asturië (geboren in Valladolid op 8 juli 1545) was de zoon van Filips II, koning van Spanje en bijgevolg kleinzoon van Karel V. Op 19 april 1562 viel hij in Alcala van een trap toen hij de dochter van de tuinman achterna zat en bezeerde zich aan het hoofd. De toestand evolueerde van een banale wonde tot levensbedreigend. De prins werd zelfs opgegeven. Een ganse groep geneesheren, waaronder ook Andreas Vesalius, stond aan zijn ziekbed in het Aartsbisschoppelijk Paleis in Alcala de Henares. In kloosters werd voor hem gebeden en er gingen processies rond. Er is al heel wat gepubliceerd over dit historische gebeuren, maar de meest betrouwbare informatie blijft die uit de verslagen van de aanwezige artsen. Het belangrijkste en meest uitgebreide verslag is van de hand van Dionisio Daza Chacon (1510-1596), Spaans chirurg en, samen met Santiago Diego Olivares en Cristobal de Vega lid van het medisch team van de prins, die de evolutie van dag tot dag beschrijft. Van een andere belangrijke aanwezige, met name Vesalius, waren tot nu toe geen getuigenissen bekend, behalve enkele korte vermeldingen in de reeds gekende verslagen van de andere aanwezige geneesheren. Prof. Steeno ontdekte de zes brieven bij het zoeken naar correspondentie van Vesalius in Spaanse en Habsburgse archievencollecties. Hij trof ze aan in het Haus-, Hof- und Staatsarchiv van het Österreichisches Staatsarchiv in Wenen. De brieven zijn gericht aan Octavius Landus en vormen dan ook een ontdekking van uitzonderlijk belang. Landus, professor in de rechten aan de universiteit van Pisa, waar ook Vesalius kort gedoceerd had, had het geschopt tot raadslid en diplomatiek vertegenwoordiger van keizer Ferdinand I van Habsburg. Het was Daza Chacon die als eerste de wonde onderzocht, meteen na de val van de prins. Vesalius arriveerde pas op 1 mei 1562, zo'n twee weken na de val, en op 3 mei schreef hij zijn eerste brief aan Octavius Landus. Wat er in de 14 dagen vóór zijn komst gebeurde weten wij dankzij Daza Chacon. Op zaterdag 9 mei wordt de toestand van de prins uiterst zorgwekkend: Don Carlos ijlt en is zich niet meer bewust van de toestand waarin hij zich bevindt. Met instemming van zijn vader, Filips II, wordt beslist zijn schedel te raspen. Uit de diploe sijpelen druppeltjes helder rood bloed waarop de procedure meteen wordt gestopt. De artsen stellen vast dat de schedel zelf niet is beschadigd en niemand twijfelt nog aan de zinloosheid van een (volledige) trepanatie. De wonde ziet er slecht uit. De ogen van de prins zijn erg gezwollen en staan op het punt te etteren; hij is erg verzwakt en heeft hevige koorts veroorzaakt door een uitgebreide erysipelas. Alles wijst op een fatale afloop en er wordt alleen nog hoop gesteld op God en op de nog jonge leeftijd van de prins. Het skelet van 'fra Diego' (volgens Vesalius 'frater Jacobus' of 'broeder Jacob'; deze was kok in het klooster van de Franciscanen in Alcala waar hij gestorven is in 1463) wordt in processie aangevoerd en naast de prins gelegd om zijn genezing te bevorderen, zoals de geloofstraditie wil. De koning wordt verwittigd dat de dood van zijn zoon nakend is en hij verlaat rouwend zijn residentie Alcala voor Madrid. Don Carlos was zijn enige zoon en opvolger. Plots trad echter een kentering op en uiteindelijk kwam alles nog goed met Don Carlos. Vesalius' brieven vanuit Alcala, opgesteld in het Latijn, dateren van 3, 5, 6, 8, 11 en 16 mei. Alle brieven zijn op de rectozijde voorzien van de stempel: HAUS-, HOF- U. STAATS-ARCHIV * WIEN *. Zij geven een periodiek verslag van de medische evolutie van Don Carlos. In zijn brieven vermeldt Vesalius ook klachten en symptomen waarover Daza Chacon niet heeft bericht. Naarmate de dagen vorderen wordt de situatie meer en meer hopeloos. Chacon houdt rekening met een pathologisch proces binnen in de schedel veroorzaakt door de val, maar raadt geen schedelboring aan, net als Vesalius, vanwege de al te slechte toestand van de prins. Vesalius is vrij negatief over de aanpak en de efficiëntie van zijn Spaanse collega's. Hij blijft zelf overtuigd van een intracraniëel proces en alles doet hem vrezen dat de prins het niet lang meer zal volhouden. Vesalius vermeldt ook dat de trepanatie werd opgestart maar meteen werd stopgezet toen het uitstromende bloed duidelijk maakte dat er geen letsel aan het bot zelf was. In zijn brieven bekritiseert Vesalius de Spaanse artsen omwille van het gebruik van zowel hun geneesmiddelen als van kopglazen. Hij spreekt zich ook vierkant uit tegen het gebruik van de zwarte zalf van een zekere Pinterete (een kwakzalver uit Valencia) waarmee de hoofdwonde werd behandeld, wat meer kwaad dan goed deed. Uit Vesalius' brief van 11 mei, wordt duidelijk dat de ganse situatie ten goede aan het keren is: de zwellingen aan het hoofd van de prins nemen af en ook de koorts daalt. Vesalius geeft duidelijk de indruk in het ganse gebeuren een super viserende en leidende rol te hebben gehad. De brieven van Vesalius verschillen op diverse punten van die van Daza Chacon die zich zakelijk en koel beperkt tot de feiten, die hij van de eerste dag tot de laatste uitvoerig weergeeft. Vesalius' relaas is een veel levendiger bespreking en beperkt zich tot de meest acute periode. Publicatie, met een vertaling van de brieven uit het Latijn, in voorbereiding. Teksten: Omer Steeno, Maurits Biesbrouck, Theodoor GoddeerisBewerking: Henk Van Nieuwenhove