Heel veel artsen van middelbare leeftijd hebben (minstens een deel van) hun opleiding gekregen in de gangen en staflokalen van het Leuvense Sint-Rafaëlziekenhuis. Het leven en werken in zo'n ziekenhuis levert heel wat stof op voor een bijzondere vorm van geschiedschrijving, in de vorm van verhalen. Die zijn door dr. Bruno Mortelmans, hoofdredacteur van Alfagen, op video opgenomen en worden, tesamen met interviews met de huidige diensthoofden van die verschillende subspecialisaties, getoond op een symposium eind september.
...
Ik ben al lang overtuigd van de kracht van beeld en woord, dixit dr. Mortelmans. Hij heeft trouwens zelf als uroloog zijn hele opleiding in Sint-Rafaël gekregen. Maar hij is ook degene die de geschiedenis van het intussen opgedoekte geneeskundemuseum in de gebouwen van het Sint-Rafaëlziekenhuis (Historisch Archief van de Leuvense universitaire ziekenhuizen, Histaruz) gedocumenteerd heeft met een 360° montage. De geschiedenis van Sint-Rafaël gaat terug tot het interbellum, toen de Leuvense universiteit besliste om een eigen kliniek te bouwen. Het zogenaamde Institut de Médecine Fysique, in de volksmond beter bekend als het Kankerinstituut, opende de deuren in 1925. Al snel streken ook de Zusters van Liefde neer aan de Kapucijnenvoer en lieten hier onder meer een verpleegsterschool optrekken.In de tien daaropvolgende jaren verrezen op deze medische campus in wording bijkomende instituten (voor heelkunde, interne geneeskunde, verloskunde-gynaecologie en kindergeneeskunde) alsook een groot auditorium. Dit Auditoire Central fungeerde niet alleen als leslokaal voor artsen en studenten, patiënten werden er soms ook 'uitgenodigd' om 'en public' klinische onderzoeken te ondergaan, zo blijkt. De technische faciliteiten in dat centrale auditorium waren heel modern voor die tijd. Zo konden studenten via koptelefoons meeluisteren naar de harttonen van de patiënt die vooraan door de collega-student en professor werd onderzocht. In de jaren '50 en '60 zette men een volgende stap in en rond de medische campus. Een kliniek voor neurologie en neurochirurgie vulden het bestaande aanbod aan, nadien gevolgd door een afdeling neus-, keel- en oorziekten (aan de Cuythoek). De laatste uitbreiding kende Sint-Rafaël in het begin van de jaren 1970: toen werden de laatste woonhuisjes, die nog op de binnenkoer van interne geneeskunde stonden, afgebroken. Hier vond een gloednieuwe dienst spoedgevallen onderdak, later aangevuld met intensieve bedden, een transplantatiedienst, een afdeling nucleaire geneeskunde, een dialyse-eenheid, computerzalen en gespecialiseerde laboratoria.Op het ogenblik dat men startte met die nieuwe spoedgevallendienst beslisten de bestuurders van de universitaire ziekenhuizen tot de aankoop van een groot terrein net buiten de stadsring. Op dat terrein zal in de volgende decennia Campus Gasthuisberg tot maturiteit komen, met een voor die tijd futuristisch ziekenhuis en een plek waar de hele faculteit geneeskunde annex onderzoekscentra een nieuwe thuis zouden vinden.De toenmalige bestuurders realiseerden zich al in 1971, bijna een halve eeuw nadat de eerste medische instituten aan de Kapucijnenvoer waren neergestreken, dat het groeipotentieel van Sint-Rafaël in de stad op termijn op zijn grenzen dreigde te botsen. Gasthuisberg bood ter zake meer kansen op groei en expansie. Los van de gebouwen, instrumentaria en hoge vlucht die de medische wetenschap in de afgelopen eeuw heeft doorgemaakt, op die campus Sint-Rafaël vallen vooral ook boeiende verhalen te noteren, weet dr. Mortelmans. "Wat we met ons symposium beogen, is niet zozeer de medische geschiedenis reconstrueren, maar professoren en emeriti verhalen laten vertellen over hoe het vroeger was. Alle vertellers zijn trouwens heel enthousiast om die verhalen en anekdotes te delen. Laten we immers niet vergeten dat er pionierswerk is verricht in Sint-Rafaël: de opstart van nieuwe specialisaties bijvoorbeeld. Maar ook de manier van lesgeven eertijds. De nabijheid van de Dijle zorgde er anderzijds voor dat laboratoria die zich in de kelders van Sint-Rafaël bevonden wel eens te maken kregen met ongenode gasten en wateroverlast." Dr. Mortelmans wil niet enkel focussen op het verleden. "Naast de video's met verhalen van vroeger tonen we op het symposium ook interviews met de huidige afdelingshoofden. Hoe denken zij dat hun specialisatie in de toekomst zal evolueren? Dat levert boeiende contrasten en gespreksstof op."Tijdens de eerste symposiumdag op 25 september ligt de focus op inwendige geneeskunde. En dat is een heel flinke boterham, zo blijkt uit het lijstje eminente sprekers. Aan bod komen onder meer een terug- en vooruitblik op de evolutie van de algemene inwendige geneeskunde, nefrologie, cardiologie, endocrinologie, geriatrie, hematologie, maag-, darm- en leverziekten, pneumologie en reumatologie.Het evenement vormt slechts de opstap naar vervolgsymposia. Op de planning staat alvast een soortgelijk initiatief over chirurgie. "In 2022 zullen we nog meer afdelingen belichten." Tot slot: de verhalen op het symposium sluiten aan bij het ter ziele gegane Histaruz, het geneeskundemuseum dat in het voormalige ziekenhuis was ingericht en beschikte over een collectie die vrij uniek was in Europa, meent dr. Mortelmans. "Het is jammer dat dit museum, net als de verpleegsterschool trouwens, moest verdwijnen. In de laatste fase telde men toch zo'n 4.500 bezoekers per jaar." De collectie staat momenteel in dozen te wachten tot men een nieuwe locatie vindt." Er circuleren ter zake wel ideeën/denkpistes, maar heel concreet zijn die nog niet. "Ik ben er nochtans rotsvast van overtuigd dat er echt wel interesse bestaat voor zaken als de geschiedenis van de geneeskunde en haar patrimonium in de brede zin van het woord. En daarmee kunnen we beslist ook de jongere generatie aanspreken. Onze symposia zijn daartoe alvast een mooie aanzet"; besluit dr. Bruno Mortelmans.