...

COPD wordt bij spirometrie gedefinieerd als een abnormale daling van de ESW in verhouding tot de geforceerde vitale capaciteit, waardoor de ESW-FVC-verhouding (Tiffeneau-index) < 0,70 is. Er bestaat echter een groep patiënten met abnormale spirometrische resultaten bij wie de ESW en de FVC sterk, maar in dezelfde mate dalen, waardoor de ESW-FVC-verhouding normaal blijft (patiënten met een PRISm).In de Rotterdam-studie (prospectief populatiecohortonderzoek) hebben de vorsers de prevalentie, het traject en de prognose van patiënten met een normale spirometrie (controlegroep: ESW/FVC ≥ 0,7, ESW ≥ 80%), patiënten met een PRISm (ESW/FVC ≥ 0,7, ESW < 80%) en patiënten met COPD (ESW/FVC < 0,7) op twee tijdstippen tijdens de studie geëvalueerd.De risicoverhouding (HR) van overlijden (tot 30/12/2018) werd gecorrigeerd voor de leeftijd, het geslacht, de BMI, het rookgedrag en de jaren conditionering.De totale populatie telde 5.487 patiënten (69,1 ± 8,9 jaar; PRISm 7,1%). 1.603 patiënten van die groep werden na 4,5 jaar opnieuw onderzocht. Bij 15,7% van de patiënten met een PRISm waren de resultaten van de spirometrie normaal geworden en 49,4% had COPD ontwikkeld. De longfunctieparameters waren het sterkst gedaald bij de patiënten met een incidente PRISm (daling van de ESW en de FVC met respectievelijk 92,8 en 93,3 ml/jaar) en was even sterk gedaald bij de patiënten met een persisterende PRISm (daling van de ESW en de FVC met respectievelijk 30,2 en 20,1 ml/jaar) als in de controlegroep (daling van de ESW en de FVC met respectievelijk 39,6 en 20,0 ml/jaar).Van de 5.559 patiënten die hun toestemming hadden gegeven voor follow-up, zijn er 692 (12,7%) gestorven tijdens een follow-up gaande tot 9,3 jaar: 10,3% van de patiënten in de controlegroep, 18,7% van de patiënten met een PRISm en 20,8% van de COPD-patiënten.De totale sterfte en de cardiovasculaire sterfte waren hoger bij patiënten met een PRISm of COPD (GOLD-stadium 2-4) dan in de controlegroep (PRISm, HR 1,6/2,8 en COPD 1,7/2,1). De sterfte na 1 jaar was hoger bij de patiënten met een PRISm, die vaak cardiovasculaire comorbiditeit vertoonden (hartfalen of coronair lijden 70,0%).Patiënten met een PRISm lopen dus een hoger overlijdensrisico. Die patiëntenpopulatie omvat minstens drie subgroepen: een groep die tijdens de follow-up COPD ontwikkelt, een groep met een hoge cardiovasculaire belasting en een hogere vroege sterfte en een groep met een persisterende PRISm, waarin de achteruitgang van de longfunctie kan worden toegeschreven aan het verouderen.Naar S Wijnant et al, ERS 2019 (PA4421) en Eur Respir J. 10 okt 2019. [Online gepubliceerd voor de papieren versie]