Professor Juan Carlos Cardet (dienst allergie en immunologie, University of South Florida) heeft een overzicht gegeven van de artikels over astma die het afgelopen jaar zijn gepubliceerd in een vijftiental internationale tijdschriften. Na overleg met 25 collegae heeft hij zes studies gekozen die volgens hen bijzonder interessant zijn. Twee gaan over astma bij kinderen.
...
Impact van stress als gevolg van de woonplaats Het eerste artikel heeft het effect van het BRHP-programma op de ernst van astma geëvalueerd bij kinderen uit arme middens in de streek van Baltimore, Verenigde Staten. Het BRHP-programma biedt ze de mogelijkheid te verhuizen naar een betere wijk (1). De studie is uitgevoerd bij 123 kinderen van 5 tot 17 jaar met chronisch astma en 115 kinderen van een controlegroep (URECA). Het belangrijkste evaluatiecriterium was het aantal astma-aanvallen waarvoor een behandeling met een orale of parenterale corticosteroïde werd gegeven. Na verhuizing daalde het aantal astma-aanvallen met 54% en daalde het aantal dagen met astmasymptomen met 59%. Interessant is verder dat dit niet te danken was aan een geringere blootstelling aan allergenen en luchtvervuiling binnenshuis, maar wel aan minder passief roken (met 7,1%) en vooral minder stress bij het kind (daling met 28,7% tot 34,9%). Tot besluit en onder voorbehoud voor eventuele bias in een niet-gerandomiseerde studie zou een verbetering van de woonplaats van het gezin volgens de auteurs het aantal astma-aanvallen bij kinderen even goed kunnen verlagen als een biologisch geneesmiddel. RSV, te mijden, meer dan ooit Het tweede artikel gaat over het verband tussen een infectie met het respiratoir syncitieel virus (RSV) en astma bij kinderen. Tegen de leeftijd van drie jaar hebben nagenoeg alle kinderen een RSV-infectie doorgemaakt. Die is een belangrijke oorzaak van morbiditeit bij kinderen. Er bestaat een correlatie tussen RSV-bronchiolitis en astma bij kinderen, maar slechts circa 40% van de RSV-infecties veroorzaakt een bronchiolitis. Het zou wenselijk zijn die correlatie verder uit te spitten. De studies tot nog toe hebben immers enkel gekeken naar infecties die hebben geleid tot een ziekenhuisopname. De groep van Rosas-Salazar heeft daarom een prospectieve studie van de INSPIRE-cohorte uitgevoerd met inclusie van alle RSV-infecties, ook lichte en matig ernstige infecties (2). De diagnose van RSV-infectie werd klinisch of met een moleculaire test/serologie gesteld. Na een follow-up van vijf jaar en correctie voor verschillende mogelijke vertekenende factoren was het percentage kinderen dat astma had gekregen significant (p = 0,016) lager bij de kinderen die geen RSV-infectie hadden doorgemaakt: 16% versus 21%, dus een daling van het risico met 25%. De correlatie was sterker in geval van een infectie vroeg in het leven of een ernstige infectie (in voorkomend geval 24% hoger risico). De auteurs stellen dat men circa 15% van de nieuwe gevallen van astma in deze studie had kunnen vermijden als men een RSV-infectie had kunnen voorkomen. Een goed extra argument dus voor vaccinatie en toediening van specifieke antistoffen tegen het RSV, mede aangezien de prevalentie van astma bij kinderen de laatste decennia is gestegen. Referenties: 1. Pollack CE et al. Association of a Housing Mobility Program With Childhood Asthma Symptoms and Exacerbations. JAMA. 16 mei 2023;329(19):1671-1681. doi: 10.1001/jama.2023.6488. 2. Rosas-Salazar C et al. Respiratory syncytial virus infection during infancy and asthma during childhood in the USA (INSPIRE): a population-based, prospective birth cohort study. Lancet. 20 mei 2023;401(10389):1669-1680. doi: 10.1016/S0140-6736(23)00811-5.