...

In de ontwikkelde landen is het aantal ziekenhuisopnames wegens en de sterfte aan COPD nu al hoger bij vrouwen dan bij mannen. De verklaring daarvoor is dat vrouwen gemakkelijker en vroeger een ernstige COPD ontwikkelen en dat hun FEV1 dan sneller daalt. Op het ATS-congres heeft een groep vorsers een studie gepresenteerd die de hypothese bijtreedt die naar voren wordt geschoven om dat fenomeen te verklaren: een sterkere remodellering van de terminale bronchioli en de daarmee samenhangende bloedvaatjes bij vrouwen dan bij mannen, wat uitmondt in een sneller optreden van een ernstige COPD (1). Ze hebben een transversale studie gedaan van 100 longen van ex-rokers en ex-rooksters met een vergelijkbaar aantal pakjesjaren en een normale longfunctie en van longen van gematchte donoren met een lichte tot zeer ernstige COPD. Ze hebben alle longen met eenzelfde druk opgeblazen en daarna ingevroren. In beide groepen hebben ze dan willekeurig acht pathologisch-anatomische monsters geselecteerd. Die werden gescand met een micro-CT-scan. De beelden gebaseerd op stereologie van de micro-CT-scans werden geanalyseerd met de 'open source'-software ImageJ. Met een door de auteurs gepersonaliseerd programma hebben ze dan de terminale bronchioli geëvalueerd: oppervlakte en dikte van de wand, oppervlakte van het lumen, alveolaire aanhechtingen van de terminale bronchioli en met de terminale bronchioli samenhangende bloedvaatjes. Die aanhechtingen zijn septa van bindweefsel die radiaal op de adventitia van de bronchioli staan. Meerdere afwijkingen De studie is nog niet afgelopen, maar de eerste 34 donoren hebben toch al interessante preliminaire resultaten opgeleverd. De wand van de bronchioli was dikker bij de mannen met een lichte tot matig ernstige COPD dan bij de vrouwen met een COPD van dezelfde graad (p < 0,05). De vorsers hebben ook vastgesteld dat er minder alveolaire aanhechtingen waren bij die vrouwen. Hun bloedvaten hadden ook een dunnere wand (p < 0,01). Ze hadden ook minder alveolaire aanhechtingen die de bloedvaten openhouden (p < 0,05). Dat de alveolaire aanhechtingen meer aangetast zijn bij vrouwen met COPD, is eigenlijk geen verrassing. In eerdere studies is al een correlatie vastgesteld tussen de hoeveelheid en de kwaliteit van de alveolaire aanhechtingen en de mate van ontsteking in de bronchioli. Ook is vastgesteld dat aantasting van die aanhechtingen de belangrijkste oorzaak is van de zwakkere luchtstroom in de bronchioli. De infiltratie van neutrofiele cellen in de wand van de luchtwegen en afbraak van het collageen in de adventitia correleren met het verlies van alveolaire aanhechtingen, dat zelf correleert met de omvang van een eventueel emfyseem. Referentie: Aminazadeh F. et al. Investigating the Contribution of Sex Differences to Small Airways Disease in Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) Using Ultra-high Resolution Imaging. Am J Respir Crit Care Med 2024;209:A1245.