...

Hiermee wordt een bepaling uit het lopende akkoord artsen-ziekenfondsen uitgevoerd. Het gold al voor 2016 maar aangezien de modaliteiten ontbraken, keerde de overheid nog niets uit. Toch hoopt een werkgroep voor het zomerreces een systeem uit te werken waardoor stagemeesters al dit jaar een aanvraag voor verleden jaar zouden kunnen doen.Enkel intramuraalUitsluitend intramurale stagediensten die aan de criteria voldoen, komen in aanmerking. Bedoeling is wel om in de toekomst ook de extramurale stagemeesters mee te nemen. Voorwaarden zijn wel dat hun praktijk een relatie heeft met het ziekenhuis en dat de stagemeester er een reële activiteit heeft.Dat is dus nog toekomstmuziek. Voor nu gaat het enkel over stagemeesters in niet-universitaire ziekenhuizen. Een recente 'kadernota' berekende dat elke stagemeester in 2016 recht zou hebben op een -jaarlijks te indexeren- bedrag van 1.510,57 euro per maand (18.126,89 euro per jaar). Daaraan zijn voorwaarden verbonden. Met name moet de stagedienst en -meester erkend zijn op niveau 2. Er moet ook minstens één voltijds equivalent specialist in opleiding met een erkend stageplan gedurende minstens tien maand werken. Andere kwaliteitscriteria en een activiteitsdrempel zijn nog niet uitgewerkt.Ingewikkeld wordt het hoe dan ook. Na de zesde staatshervorming zijn de 'gefedereerde' entiteiten bevoegd voor het behandelen van stageplannen terwijl de federale overheid de erkenning van stagemeesters en -diensten onder haar hoede heeft.VASO-bedenkingenIn een nota merkt de Vereniging voor artsen-specialisten in opleiding (VASO) op dat het enkel gaat over erkende ASO's met een stageplan en niet over vrije stageplaatsen. Bovendien duurt een doorsnee stage 6 tot 12 maand. De VASO vindt dat dus ook stageplaatsen van zes maand beloond moeten worden. "Waar komt de tien maand vandaan?" vragen de assistenten zich af.Verder stelt de vereniging voor een hoger bedrag te voorzien voor de eerste aangeworven ASO op een dienst. Er zijn immers opleidingsplaatsen te kort en de drempel om een eerste assistent aan te nemen, ligt relatief hoger. Tevens is een extra financiële ondersteuning (een hoger forfait) nodig voor stagediensten met knelpuntspecialismen. Financiële steun moet gekoppeld worden aan kwaliteitsnormen. Bijvoorbeeld zou men via objectieve registratie de wettelijke arbeidsduur kunnen beschermen of vier uur wetenschappelijke tijd per week kunnen voorzien. Een ander criterium behelst het naleven van een charter ter bescherming van de ASO - tijd vrijmaken voor opleiding en feedback, de stagemeester die een opleiding in didactiek volgt enz. Als het van de VASO afhangt komt er ook een kwalitatieve evaluatie per stagiair en per stageplaats. En via de stagemeester kan men voor de assistent eventueel een opleidingsbudget voorzien. De ASO zou via een online tool zijn opleidingsplaats ook rechtstreeks moeten kunnen evalueren. "Tot slot is het wel de vraag", aldus de VASO, "of er geen opleiding aan twee snelheden dreigt te ontstaan. Niet-universitaire stagemeesters/diensten krijgen immers kwaliteitscriteria opgelegd terwijl dit voor de universitairen niet het geval is."