...

Nierinsufficiëntie, een belangrijke comorbiditeit bij hiv-infectie Hiv-dragers ontwikkelen vaker terminaal nierfalen dan de rest van de bevolking. In een recente studie die de nationale Deense cohorte van hiv-geïnfecteerde patiënten heeft vergeleken met de Deense bevolking, was de frequentie van terminaal nierfalen waarvoor dialyse vereist was, minstens 3,5-maal hoger bij de hiv-dragers. Sinds de invoering van antiretrovirale middelen en vooral die van de laatste generatie is zowel de incidentie van terminaal nierfalen als de sterfte aan met hiv samenhangend nierlijden sterk gedaald, maar ze blijven hoog. Bij analyse van de gegevens van de systemen voor surveillance van nierlijden in de Verenigde Staten over een periode van meer dan 15 jaar is vastgesteld dat de eenjaarsoverleving van gedialyseerde hiv-dragers weliswaar verbeterd is, maar toch nog altijd minder goed is dan in een overeenstemmende groep van hiv-negatieve patiënten. Ongelijke toegang tot niertransplantatie voor hiv-dragers Een niertransplantatie verbetert de overleving en de levenskwaliteit van hiv-geïnfecteerde patiënten met terminaal nierfalen sterk, maar we moeten vaststellen dat minder vaak een niertransplantatie wordt uitgevoerd bij hiv-dragers dan bij hiv-negatieve patiënten met terminaal nierfalen. In een studie uitgevoerd in New York tussen 2000 en 2007 was slechts 20% van de hiv-dragers met terminaal nierfalen ingeschreven op een wachtlijst voor niertransplantatie tegenover 73% van de hiv-negatieve patiënten. In een studie uitgevoerd in Philadelphia was de wachttijd voor hiv-dragers weliswaar verminderd, maar duurde het evaluatieproces toch aanzienlijk langer dan bij hiv-negatieve patiënten. Toegang tot niertransplantatie is van het grootste belang voor hiv-dragers, maar sommige transplantatiecentra aarzelen toch om hiv-dragers op de wachtlijst te zetten en wel om drie grote redenen: risico op recidief, afstoting en medicamenteuze interacties. Toegang tot niertransplantatie, een stand van zaken Het is nog niet heel duidelijk in welke mate hiv-dragers minder vaak een niertransplantatie ondergaan en of de resultaten van niertransplantatie verschillen bij hiv-dragers en hiv-negatieve patiënten. Daarom hebben Canadese transplantatiespecialisten en epidemiologen de klinische gegevens doorgenomen van alle dialysepatiënten in de provincie Ontario tussen 2007 en 2020 om de waarschijnlijkheid van niertransplantatie, het overlijdensrisico en de uitkomstmaten na transplantatie volgens de hiv-status te evalueren. Tussen 2007 en 2020 zijn 40.686 mensen gedialyseerd van wie 173 hiv-dragers. Die laatsten waren significant jonger (55 versus 68 jaar) en minder vaak van het vrouwelijke geslacht (22% versus 38%) dan de hiv-negatieve patiënten. De frequenties van de vijf aandoeningen die vaak gepaard gaan met terminaal nierfalen (kanker, COPD, type 2-diabetes, hypertensie en hartfalen) waren lager bij de hiv-dragers, maar toch vertoonden zij meer comorbiditeit dan de hiv-negatieve patiënten (respectievelijk 46% en 33% van de patiënten hadden minstens vijf comorbiditeiten). Een duidelijk lagere waarschijnlijkheid van niertransplantatie Tijdens de follow-upperiode hebben 13% van de hiv-dragers en 12% van de hiv-negatieve patiënten een niertransplantatie ondergaan. Er was geen significant verschil in de incidentie van niertransplantatie tussen hiv-positieve en hiv-negatieve patiënten (respectievelijk 40 en 35 transplantaties per 1.000 persoonsjaren). Als de analyse werd beperkt tot de dialyse bij wie er geen contra-indicatie was voor niertransplantatie (26.107 patiënten), was er geen significant verschil in incidentie van niertransplantatie tussen de seropositieve en de seronegatieve patiënten (55 versus 36 per 1.000 persoonsjaren). Er was evenmin een significant verschil in sterfte voor transplantatie (57% versus 52%, p = 0,12). Maar bij vergelijking van de waarschijnlijkheid van niertransplantatie, d.w.z. een niertransplantatie voor overlijden ongeacht de doodsoorzaak, bleek die na correctie voor de leeftijd, het geslacht, het inkomen en de stad waar de dialyse werd uitgevoerd, meer dan 50% lager te zijn bij de hiv-dragers. Mogelijke verklaringen daarvoor zijn volgens de onderzoekers: ongerustheid over interacties tussen de immunosuppressiva die worden gebruikt om rejectie van niertransplantaat te vermijden, en de antiretrovirale middelen of de geneesmiddelen voor behandeling van de begeleidende comorbiditeiten. De meeste immunosuppressiva zijn immers gecontra-indiceerd of mogen enkel onder strikt toezicht worden voorgeschreven in combinatie met gebooste proteaseremmers, geboost elvitegravir en niet-nucleosideremmers van het reverse transcriptase (doravirine en efavirenz). De onderzoekers concluderen dat we zouden moeten streven naar meer gelijkheid inzake toegang tot niertransplantatie, ook al omdat in die cohorte geen significant verschil in het percentage mislukken van de transplantatie of overlijden na transplantatie is vastgesteld tussen de seropositieve en de seronegatieve patiënten. Ref.: Hosseini-Moghadem SM et Al. Open Forum Infectious Diseases, online gepubliceerd op 16/04/2024.