...

Anuskanker: een 39-maal hoger risico in geval van hiv-infectie Anuskanker is een zeldzame kanker, die in bijna 90% van de gevallen wordt veroorzaakt door een infectie met het humane papillomavirus (HPV) en vooral de subtypes 16 en 18. Hoewel er een effectief vaccin bestaat, lopen hiv-geïnfecteerde patiënten nog altijd zeer vaak een HPV-infectie op. Een hiv-infectie verhoogt het risico op ontwikkeling van anuskanker sterk. Volgens een recente studie is het risico op anuskanker 39-maal hoger bij seropositieve homo- en biseksuele mannen dan in de rest van de Amerikaanse bevolking. Zoals voor alle kankers stijgt het risico op anuskanker met de leeftijd. De levensverwachting van hiv-geïnfecteerde patiënten is nu sterk verbeterd dankzij de antiretrovirale behandeling. We mogen dan ook een stijgende incidentie van anuskanker verwachten. Welke invloed heeft een hiv-infectie op de overleving na een diagnose van anuskanker? Hebben de leeftijd, het geslacht, het ras of de etnische herkomst invloed op de overleving van hiv-geïnfecteerde patiënten? Anuskanker bij seropositieve patiënten is vaker een niet-invasieve kankerOm die vele vragen te beantwoorden, hebben dr. Jaimie Shing et coll. van het National Cancer Institute met de hulp van collegae die belast zijn met de nationale kankerregisters, de sterfte aan anuskanker en de vijfjaarsoverleving van patiënten van 20-79 jaar bij wie de diagnose is gesteld tussen 2001 en 2019 in 13 Amerikaanse staten, berekend. In het totaal ging het om 24.486 patiënten met anuskanker, van wie er 2.662 hiv-positief waren. Bij analyse van de epidemiologische gegevens van de gerekruteerde populatie blijken er wat verschillen te zijn tussen de seropositieve en de seronegatieve patiënten met anuskanker. Bij de seropositieve patiënten ging het in 85% van de gevallen om mannen (tegen 33% bij de seronegatieve patiënten). De meeste van die patiënten waren jonger dan 60 jaar (87% versus 49%). De seropositieve patiënten vertoonden vaker een niet-spinocellulair carcinoom (96% tegen 84%) en de kanker werd vaker in een nog plaatselijk stadium gediagnosticeerd (52% tegen 47%). Er is geen significant verschil in behandeling van de anuskanker vastgesteld tussen de seropositieve en de seronegatieve patiënten, maar de seropositieve patiënten hebben minder vaak chemotherapie gekregen, misschien omdat het bij die patiënten vaker ging op een plaatselijke kanker. Hoger overlijdensrisico bij seropositieve vrouwenTijdens de follow-up bedroeg de totale sterfte 43% bij de hiv-geïnfecteerde patiënten en 35% bij de hiv-negatieve patiënten. Na correctie voor vertekenende factoren was de totale sterfte 2,5-maal hoger bij de seropositieve dan bij de seronegatieve vrouwen. De sterfte was maar 35% hoger bij de hiv-geïnfecteerde mannen dan bij de hiv-negatieve mannen. Kortere vijfjaarsoverleving bij de seropositieve vrouwen Ook de vijfjaarsoverleving blijkt minder goed te zijn bij vrouwen dan bij mannen. De vijfjaarsoverleving was beter bij de seropositieve dan bij de seronegatieve mannen (80% vs. 72%). Bij de vrouwen was dat net omgekeerd: vijfjaarsoverleving van 74% bij de seropositieve vrouwen en 80% bij de seronegatieve. Naar een betere opsporing van anuskanker bij vrouwen Om het verschil in sterfte aan anuskanker en vijfjaarsoverleving tussen seropositieve mannen en vrouwen te verklaren, stellen de onderzoekers dat de gezondheidswerkers er zich goed bewust van zijn dat ze anuskanker moeten opsporen bij seropositieve homo- en biseksuele mannen. We moeten dus een inspanning leveren om die situatie te verbeteren. Daarom is het dus wenselijk stelselmatig anuskanker ook op te sporen bij seropositieve vrouwen. Ref.: Shing JZ et al. Lancet HIV 11: e31-41, 2024.