De overgrote meerderheid van de gebruiksvoorwerpen die voor het grote publiek zijn bestemd, zal het na verloop van tijd laten afweten, een min of meer geprogrammeerde veroudering, zeg maar. De technologie die in de geneeskunde wordt gebruikt, mag dat 'euvel' niet vertonen. Belangrijker nog, er kan geen sprake zijn van panne of slechte werking. Daarom worden die technologieën grondig getest voor ze in de handel worden gebracht.
...
Maar is dat altijd zo? Daar kan twijfel over bestaan, te oordelen naar de resultaten van een studie met insulinepompen die in het Verenigd Koninkrijk is uitgevoerd en op het congres 2024 van de EASD is gepresenteerd.De vorsers hebben de toediening van insuline door 26 pompen (drie verschillende types) gemeten tijdens tests in de grootste hypobare kamer van Europa. In die kamer hebben ze de veranderingen van de luchtdruk gesimuleerd die zich voordoen in het vliegtuig tijdens een vliegreis. Bij het opstijgen wordt de druk in het vliegtuig verhoogd om een sterke daling van de luchtdruk te vermijden. Dat laatste zou immers asfyxie kunnen veroorzaken. De druk wordt echter maar gedeeltelijk aangepast. Dat verbruikt immers veel energie en vooral, als je de druk verhoogt tot een niveau vergelijkbaar met de druk op de begane grond, wordt het toestel zwaar belast en zou het kunnen ontploffen. De druk in de hypobare kamer werd eerst verlaagd om een stijging gedurende 20 minuten en een vlucht op kruissnelheid van 30 minuten te simuleren (vergelijkbaar met de druk in een vliegtuig op een hoogte van 8.000 voet, 550 mmHg). Daarna werd de druk verhoogd om de landing van een vliegtuig te stimuleren (landing van 20 minuten tot op de grond, 750 mmHg). Tijdens de gesimuleerde stijging heeft de relatieve drukdaling geleid tot de vorming van belletjes in de insulinepatronen, waardoor gemiddeld 0,6 eenheden insuline te veel werden afgegeven. Dat zal allicht geen symptomatische of klinisch significante hypoglykemie veroorzaken, wat veeleer geruststellend is. De resultaten waren grosso modo vergelijkbaar tijdens de periode van gesimuleerde landing: tijdens de verhoging van de druk hebben de insulinepatronen gemiddeld 0,5 eenheden insuline minder afgegeven, waardoor de glykemie licht zou kunnen stijgen. Volgens Ka Siu Fan (Universiteit van Surrey), die de studie heeft geleid, "hangen de eventuele klinische effecten van die afwijkingen tijdens een vlucht af van meerdere factoren waaronder de insulinegevoeligheid, de voedselinname en de mate van glykemiecontrole". De resultaten waren meer verontrustend tijdens de simulatie van een plotseling drukverlies in de cabine zoals in januari in een Boeing 737 Max die op een hoogte van circa 16 000 voet een deur was verloren. Volgens de uitgevoerde tests zou een dergelijke depressie kunnen leiden tot toediening van 5,6 eenheden insuline te veel, wat een gevaarlijke daling van de glykemie zou kunnen veroorzaken. Volgens de vorsers moeten type 1-diabetespatiënten die met een insulinepomp worden behandeld, de mogelijke invloed van een vliegreis op de afgifte van insuline kennen, vooral tijdens het landen. Hun advies: de pomp voor het opstijgen tijdelijk ontkoppelen en op kruishoogte de luchtbelletjes verwijderen die zich vormen als gevolg van de relatieve depressie. Referentie: Fan K et al. Simulated commercial flights and the effects of atmospheric pressure changes on insulin pump delivery. Abstract gepresenteerd op 9 september 2024 op het congres van de EASD.