...
Eerdere onderzoeken naar het effect van democratie op de gezondheid van de bevolking, hebben vooral algemene indicatoren onderzocht (levensverwachting bij de geboorte, zuigelingensterfte, sterfte van kinderen), maar hebben tegenstrijdige resultaten opgeleverd. Deze auteurs hebben de correlatie tussen democratie en de sterfte en de mechanismen die daaraan ten grondslag liggen, onderzocht.De vorsers hebben uitgaande van de Global Burden of Diseases, Injuries, and Risk Factors Study de sterfte volgens het type ziekte en de levensverwachting (hiv-infectie niet meegeteld) geraamd. Informatie over het politieke regime hebben ze gehaald uit het 'Varieties of Democracy'-project. In het totaal gaat het om 170 landen en een periode van 46 jaar. Via een andere gegevensbank, de Financing Global Health, hebben ze het bruto binnenlands product (BBP) per inwoner berekend tijdens die periode van 46 jaar. Tevens hebben ze de "ontwikkelingsbijstand voor gezondheidszorg in ontwikkelingslanden" geraamd vanaf 1990 en de nationale uitgaven voor gezondheidszorg vanaf 1995. Via diverse empirische methoden hebben ze een robuuste analyse kunnen uitvoeren van de correlatie tussen democratisering en de gezondheid van de bevolking.Volgens een eerste analyse is de gemiddelde levensverwachting op de leeftijd van 15 jaar (hiv-infectie niet meegeteld) tijdens de onderzochte periode (1970-2015) significant gestegen in de landen die een "democratische overgang" hebben gekend, in vergelijking met de landen die autocratisch zijn gebleven, met gemiddeld 3% na 10 jaar. De auteurs hebben ook de verschillen in sterfte volgens de ziekte onderzocht tussen 1995 en 2015. Democratisering verklaarde 22,27% van de verschillen in cardiovasculaire sterfte, 16,53% van de verschillen in sterfte aan tuberculose en 17,78% van de verschillen in sterfte aan verkeersongevallen. De verschillen in sterfte aan de andere onderzochte ziektes waren kleiner.Het bruto binnenlands product had een kleiner effect op de verschillen in de belangrijkste twee doodsoorzaken, zijnde hart- en vaataandoeningen (11,83%) en sterfte aan verkeersongevallen (6,65%). Democratisering had ook een groter effect dan het bruto binnenlands product op de verschillen in sterfte aan kanker (9,50% versus 6%), cirrose (6,14% vs. 2,18%) en andere niet-overdraagbare ziektes zoals aangeboren hartziektes en aangeboren misvormingen (12,68% vs. 9,14%). Over een periode van 20 jaar correleerde een toename van de democratie in een "gemiddeld" land direct en indirect met een lagere sterfte aan hart- en vaataandoeningen, andere niet-overdraagbare ziektes en tuberculose.Tussen 1995 en 2015 correleerde een toename van het democratiseringsproces van de landen niet met het BNP per inwoner, maar wel met een lagere cardiovasculaire sterfte en hogere uitgaven voor de volksgezondheid. Verwijdering van vrije en eerlijke verkiezingen uit de variabele democratische ervaring resulteerde in een verlies van correlatie met de sterfte aan niet-overdraagbare ziekten en verwondingen gecorrigeerd voor de leeftijd. Volgens de auteurs van die studie zouden de internationale gezondheidsautoriteiten en donoren meer rekening moeten houden met de implicaties van het politieke regime van het desbetreffende land om de effecten van hun inspanningen op de gezondheid te verbeteren, vooral in het licht van de vergrijzing van de bevolking en de toenemende belasting van niet-overdraagbare ziekten.(referentie: The Lancet, 13 maart 2019, DOI: 10.1016/S0140-6736(19)30235-1)https://www.thelancet.com/journals/lancet/article/PIIS0140-6736(19)30235-1/abstract