Op 10 november 1962 sprak het Hof van Assisen in Luik zich uit in een proces dat in het collectieve geheugen geboekstaafd staat als het Softenon-proces. Meer dan 30.000 mensen wachtten die koude zaterdagavond in en rond het Justitiepaleis in spanning op de beslissing van de volksjury in een rechtszaak die toen al bestempeld werd als 'het proces van de eeuw'.
...
Op 22 mei 1962 beviel een jonge vrouw in het katholieke ziekenhuis van Rocourt van een baby, Corinne (of Carine, naargelang de bron). Het misvormde kindje had geen armpjes, geen anus en de hersenen wogen 90 in plaats van 300 gram. In de eerste maanden van haar zwangerschap had de moeder op voorschrift van haar huisarts Softenon genomen. Softenon was een geneesmiddel dat thalidomide bevatte, tegen zwangerschapsbraken. Wanhopig hadden de ouders van het kindje zich tot het zorgpersoneel van het ziekenhuis gewend om een einde te maken aan het lijden van Corinne. Tevergeefs. Daarop waren ze met de baby naar huis gegaan. Op hun verzoek schreef de huisarts een sterk slaapmiddel voor. Dat werd door de zus van de moeder bij een apotheker afgehaald. Op 29 mei 1962 liet de moeder, met het akkoord van haar man en in samenspraak met haar eigen moeder, haar baby een flesje melk met het slaapmiddel drinken om zo een einde te maken aan haar lijden. De politie was ondertussen reeds via een anonieme melding vanuit het ziekenhuis gewaarschuwd. Toen de agenten zich bij de ouders thuis kwamen vergewissen van de gezondheidstoestand van de baby, was deze reeds overleden. Uit een autopsie bleek dat het overlijden het gevolg was van vergiftiging. De moeder, de vader, de zus van de moeder, haar moeder en de huisarts werden vervolgd wegens doodslag. Het assisenproces startte op 5 november 1962. De procureur-generaal - een Vlaming nota bene - wraakte de enige vrouw die was aangewezen als lid van de jury. Daardoor bestond de jury exclusief uit mannen. In zijn requisitoir was de procureur-generaal zeer scherp voor de huisarts. Hij verweet de arts dat hij het kind nooit onderzocht had en enkel was afgegaan op de beschrijvingen van anderen. De huisarts zou ook gezegd hebben dat protheses niet mogelijk waren, een fout die als een 'misdaad' werd bestempeld. De procureur-generaal vroeg de jury de vijf beschuldigden allemaal schuldig te verklaren aan doodslag. Een vrijspraak zou de weg naar de afgrond openen. Een van de vijf had de moord gepleegd, maar de vier anderen hadden hieraan actief of passief meegewerkt. Zonder hun hulp was de misdaad niet mogelijk geweest. De jury volgde de procureur-generaal niet, alle beschuldigden werden vrijgesproken. De jury was van oordeel dat ze uit medelijden hadden gehandeld. Naderhand werd de huisarts door de provinciale raad van de Orde van artsen (toen nog geneesheren) voor de maximumtermijn van twee jaar geschorst omwille van de uitzonderlijke ernst van de door hem begane fout. Verder werd hem een flagrante tegenstelling tussen zijn houding en zijn beroepsplichten verweten en een ernstige aanslag op de waardigheid van het medisch korps. Toch aanvaardde de raad ook verzachtende omstandigheden omdat hij in de betrokken periode kennelijk overwerkt was. De publieke opinie en de pers reageerden zeer verschillend. Het dagblad De Standaard becommentarieerde de vrijspraak onder de veelzeggende titel: 'De wetten van Sparta'. Het Vaticaan en de Belgische bisschoppen veroordeelden de vrijspraak scherp en keurden de euthanasie af.