Een wetsvoorstel om schenkingen en legaten mogelijk te maken aan non-profit woonzorgcentra, is volgens de Raad van State ongrondwettelijk.
...
Kamerlid Steven Matheï (cd&v) diende op 28 november 2024 een wetsvoorstel in 'tot wijziging van het oud Burgerlijk Wetboek en het Burgerlijk Wetboek voor wat betreft de schenkingen en legaten ten voordele van instellingen voor residentiële ouderenzorg'. De Raad van State bracht hierover op 4 maart 2025 advies uit en wijst op een ongrondwettelijkheid in het wetsvoorstel.Grondwettelijk HofDe aanleiding voor dit wetsvoorstel was een arrest van het Grondwettelijk Hof van 3 oktober over de vraag of ook rechtspersonen zoals een woonzorgcentrum vallen onder de toepassing van artikel 909 oud Burgerlijk Wetboek (BW). Het eerste lid van artikel 909 bevat al vele jaren een zogenaamd onweerlegbaar vermoeden van 'captatie' (beïnvloeding) waardoor onder meer artsen niet kunnen genieten van een schenking of nalatenschap van een patiënt die zij hebben behandelend voor de ziekte waaraan die patiënt is overleden.Volgens het Grondwettelijk Hof beoogt dat artikel een wettige doelstelling: het vrijwaren van de integriteit van de zorgrelaties, door mogelijke misbruiken te voorkomen.In het licht van die legitieme doelstelling is het volgens het Grondwettelijk Hof niet redelijk verantwoord dat de onmogelijkheid om schenkingen en nalatenschappen van een bewoner van een woonzorgcentrum te ontvangen, enkel geldt voor beheerders en personeelsleden van dat woonzorgcentrum en niet voor het woonzorgcentrum zelf. Alternatieve regelingHet wetsvoorstel van Matheï beoogt een alternatieve regeling in te voeren in artikel 909 oud BW en artikel 4.142 BW. In lijn met het arrest worden ook rechtspersonen uitgesloten van schenkingen of legaten van hun bewoners. Het wetsvoorstel maakt vervolgens wel een uitzondering voor rechtspersonen zonder winstoogmerk, omdat zij qua voorwerp dermate verschillend zijn dat de mogelijkheid tot erven alsnog mogelijk moet zijn. Negatief advies Raad van StateDie uitzondering kan volgens de Raad van State echter niet door de beugel. Het belangeloos doel dat nagestreefd wordt door de stichtingen, de verenigingen zonder winstoogmerk en de coöperatieve vennootschappen met een sociaal oogmerk volstaat volgens de Raad van State op zich om de ouderen te behoeden voor eventuele misbruiken, en voor het risico dat ze in een beïnvloedbare situatie terechtkomen die de integriteit van de zorgrelaties in het gedrang kan brengen. Gelet op de nagestreefde doelstelling blijkt er dan ook geen redelijke verantwoording te bestaan voor het invoeren van een afwijking ten gunste van vennootschappen en rechtspersonen die een belangeloos doel nastreven.