We stonden samen aan de start, schreven elkaar brieven op Diddlpapier en vulden onze schoolmiddagen met de theatergroep van onze school. Na twee jaar samen samenvattingen maken, trokken we beide de deur van die middelbare school achter ons dicht.

Na dertien jaar zag ik hem opnieuw op het podium in Antwerpen. De ontroering overviel me. "Jij bent toch net hetzelfde aan het doen, het waarmaken van je droom", zei mijn mama achteraf. Nochtans voelt het na zeven jaar studeren en na het neerleggen van mijn extracurriculair engagement bij het studentenblad dwars alsof ik niet meer vooruit geraak. Alsof ik blijf watertrappelen, niets meer ondernemen kan, stil sta. "Jij bouwt je leven op, je carrière", reageerde een vriendin. Maar wat ik nu doe? Hoe ik me voel? Hoe mijn stage nu gaat? Voor iemand die graag schrijft, veel te snel babbelt en een hoofd vol bonkende zinnen heeft, heb ik ineens opvallend weinig woorden. Ik betrap mezelf erop om steeds hetzelfde antwoord te recycleren. "Het is vermoeiend, veel tijd schiet er niet meer over."

Het is vermoeiend, veel tijd schiet er niet meer over

Ik hoopte tijdens het stagejaar met sprongen vooruit te gaan. Maar tijdens mijn eerste stageweken voelde ik me vooral erg klein en uitgeput. De eerste week kwam ik thuis na een stagedag en kroop ik nog achter de boeken om mijn hiaten te vullen. Wisselde ik met vriendinnen uitgebreid de dagelijkse ervaringen. Na een week ontbrak het ons aan de energie om nog digitaal te ventileren en waren mijn avonden beperkt tot bellen met mijn lief, alvorens ik uitgeteld in slaap viel. Week drie kondigde zich aan met de griep, tijdens week vier kondigde mijn lief aan dat hij liever alleen verder ging. Het is moeilijk om te focussen op geneeskunde wanneer je persoonlijk leven zich zo laat voelen. Ik wou acclimatiseren aan een stevig stageritme, kunnen bijstuderen waar nodig en me bewijzen op mijn stages. Dat was buiten het verwerken van opvretend verdriet en nood aan sociale contacten gerekend. Want ik voelde me best alleen, hoewel ik tientallen handen per dag schudde.

"Als arts hoor je zeker niet altijd groot te zijn, we zijn maar mensen, hoor", suste een andere goede vriend en studiegenoot me wanneer ik liet ontvallen dat ik het moeilijk vind om me groot te houden op stage dezer dagen. Door zijn woorden viel een gevoel van rust over me heen. En wanneer ik op mijn stagebeoordelingen mocht lezen dat mijn persoonlijkheid, motivatie en enthousiasme opgevallen waren, besefte ik pas dat ik het misschien allemaal tegelijkertijd kan en mag zijn: een meisje met liefdesverdriet, een uitgeputte vriendin, een geneeskundestudent die er voluit voor wil gaan. Dat ik daardoor niet stilsta of me minder bewijs, maar net dichter kom bij het bereiken van mijn neergekrabbelde jeugddroom op Diddlpapier.

We stonden samen aan de start, schreven elkaar brieven op Diddlpapier en vulden onze schoolmiddagen met de theatergroep van onze school. Na twee jaar samen samenvattingen maken, trokken we beide de deur van die middelbare school achter ons dicht.Na dertien jaar zag ik hem opnieuw op het podium in Antwerpen. De ontroering overviel me. "Jij bent toch net hetzelfde aan het doen, het waarmaken van je droom", zei mijn mama achteraf. Nochtans voelt het na zeven jaar studeren en na het neerleggen van mijn extracurriculair engagement bij het studentenblad dwars alsof ik niet meer vooruit geraak. Alsof ik blijf watertrappelen, niets meer ondernemen kan, stil sta. "Jij bouwt je leven op, je carrière", reageerde een vriendin. Maar wat ik nu doe? Hoe ik me voel? Hoe mijn stage nu gaat? Voor iemand die graag schrijft, veel te snel babbelt en een hoofd vol bonkende zinnen heeft, heb ik ineens opvallend weinig woorden. Ik betrap mezelf erop om steeds hetzelfde antwoord te recycleren. "Het is vermoeiend, veel tijd schiet er niet meer over."Ik hoopte tijdens het stagejaar met sprongen vooruit te gaan. Maar tijdens mijn eerste stageweken voelde ik me vooral erg klein en uitgeput. De eerste week kwam ik thuis na een stagedag en kroop ik nog achter de boeken om mijn hiaten te vullen. Wisselde ik met vriendinnen uitgebreid de dagelijkse ervaringen. Na een week ontbrak het ons aan de energie om nog digitaal te ventileren en waren mijn avonden beperkt tot bellen met mijn lief, alvorens ik uitgeteld in slaap viel. Week drie kondigde zich aan met de griep, tijdens week vier kondigde mijn lief aan dat hij liever alleen verder ging. Het is moeilijk om te focussen op geneeskunde wanneer je persoonlijk leven zich zo laat voelen. Ik wou acclimatiseren aan een stevig stageritme, kunnen bijstuderen waar nodig en me bewijzen op mijn stages. Dat was buiten het verwerken van opvretend verdriet en nood aan sociale contacten gerekend. Want ik voelde me best alleen, hoewel ik tientallen handen per dag schudde."Als arts hoor je zeker niet altijd groot te zijn, we zijn maar mensen, hoor", suste een andere goede vriend en studiegenoot me wanneer ik liet ontvallen dat ik het moeilijk vind om me groot te houden op stage dezer dagen. Door zijn woorden viel een gevoel van rust over me heen. En wanneer ik op mijn stagebeoordelingen mocht lezen dat mijn persoonlijkheid, motivatie en enthousiasme opgevallen waren, besefte ik pas dat ik het misschien allemaal tegelijkertijd kan en mag zijn: een meisje met liefdesverdriet, een uitgeputte vriendin, een geneeskundestudent die er voluit voor wil gaan. Dat ik daardoor niet stilsta of me minder bewijs, maar net dichter kom bij het bereiken van mijn neergekrabbelde jeugddroom op Diddlpapier.