We zoeken dr. Van den Keybus op een zonnige donderdagnamiddag op in groepspraktijk Epione in Edegem. De coronamaatregelen zijn nog maar pas in voege. Op één collega na is de huisartsenpraktijk leeg. "In de voormiddag zijn we doorgaans wel volop bezig met telefonische consultaties, maar we krijgen nog maar weinig patiënten over de vloer", zegt Tinne. Intussen is elke huisarts uit de praktijk ook een halve dag per week aan de slag in het triagecentrum in Mortsel.

Dokter Van den Keybus werkt halftijds in de praktijk, en volgt daarnaast een lerarenopleiding in Antwerpen, met als doel om les te gaan geven aan verpleegkundigen in spe, in combinatie met haar werk als huisarts.

Noden in kaart brengen

Voor haar masterproef interviewde zij 43 huisartsen, in vijf groepen. "De bedoeling was om zo op zoek te gaan naar de belemmerende en faciliterende factoren bij de afbouw en het stopzetten van benzodiazepines en Z-drugs", vertelt ze. "Over de opstart van deze medicatie is al veel geweten. Maar over de aspecten die volgens huisartsen een rol spelen bij afbouw is er in de literatuur eigenlijk amper iets te vinden. Het onderzoeksopzet was dan ook eerder exploratief."

De uitkomsten van de interviews bracht dr. van den Keybus vervolgens in kaart, ingedeeld in artsgerelateerde, patiëntgebonden en contextuele factoren.

"De weerstand van de patiënten kwam in meerdere interviews vaak naar boven. Artsen weten niet goed ze daarmee moeten omgaan, en veren dan maar wat mee met de patiënt, om uiteindelijk toch maar het voorschrift mee te geven zonder de afbouw aan te kaarten. Of huisartsen raken bij langdurige gebruikers ontmoedigd door eerdere pogingen waarbij ze gefaald hebben, en brengen de mogelijke afbouw bij een volgende consultatie niet meer ter sprake."

'Dokter, als je mij dat pilletje afpakt, dan val ik dood.' Dat soort uitspraken. Heel wat artsen kunnen daar niet goed mee om

Tijdsgebrek is eveneens een belemmerende factor. "Zoals een arts het verwoordde: als je weet dat er 20 patiënten in de wachtkamer zitten, begin je met de patiënt die voor je zit niet over afbouw van slaapmedicatie te praten. Heel vaak komen de patiënten daar ook niet specifiek voor, en rijst de vraag naar een nieuw voorschrift pas terloops op het einde van de consultatie."

Haio's blijken in deze kwestie al eens op het tegenstrijdige advies van hun praktijkopleider te botsen. "Zij willen de afbouw wel aanvatten, maar krijgen van hun PO te horen dat ze dat toch maar niet moeten doen." Of haio's krijgen de opdracht om voorschriften gewoon klaar te leggen, en krijgen dus niet de kans om de patiënt in levende lijve aan te spreken over een eventuele afbouw.

(lees verder onder het kader)

Prijs van de Jonge Huisarts powered by Artsenkrant

Elk jaar organiseert Artsenkrant met medewerking van het Interuniversitair Centrum voor de Huisartsenopleiding (ICHO) en Domus Medica, en met de financiële steun van het Rode Kruis-Vlaanderen de 'Prijs van de Jonge Huisarts powered by Artsenkrant'.

In een eerste fase selecteert het ICHO vijf masterproeven huisartsgeneeskunde. Deze selectie gebeurt in functie van de gemiddelde score gegeven door promotor en lector. De AK-redactie stelt de genomineerden in vijf opeenvolgende edities tussen 20 maart en 24 april aan u voor.

In een tweede fase quoteert een vakjurymet daarin de professoren Jan Vandevoorde (VUB), Peter Pype (U Gent), Lieve Peremans (U Antwerpen) en Cathy Mathei (KU Leuven) - zijnde de verantwoordelijken voor de masterproeven aan elke universiteit - de masterproeven. De beste masterproef is goed voor 10 punten en vervolgens in aflopende volgorde 8, 6, 4 en 2 punten.

Daarnaast hebben de lezers van Artsenkrant tussen 24 april en 15 mei de gelegenheid om hun stem uit te brengen via artsenkrant.com. De genomineerdedie het grootste aantal stemmen achter zijn naam verzamelt, krijgt tien punten en vervolgens in aflopende volgorde 8, 6, 4 en 2 punten.

Tot slot worden de punten van de vak- en van de publieksjury opgeteld. De masterproef die in totaal het meeste aantal punten behaalt, wint de Prijs van de Jonge Huisarts powered by Artsenkrant.

De 'Prijs van de Jonge Huisarts powered by Artsenkrant' is goed voor een geldbedrag van 2.500 euro geschonken door Rode Kruis Vlaanderen. Elke laureaat ontvangt ook een gratis abonnement op Artsenkrant voor de duur van één jaar.

Psychiatrische achtergrond

Langs de kant van de patiënten blijkt volgens de bevraagde huisartsen een psychiatrische achtergrond vaak een mogelijke afbouw in de weg te staan. "Die hebben al het een en ander meegemaakt, soms ook opnames. Ze zijn eigenlijk stabiel onder hun huidige medicatie en veel artsen willen dat zo houden, in plaats van het risico te lopen op een escalatie door te gaan afbouwen."

Waar veel artsen ook nog moeilijkheden mee ondervinden, is dat patiënten inspelen op het gemoed, gaat dr. van den Keybus verder. "Dokter, als je mij dat pilletje afpakt, dan val ik dood. Dat soort uitspraken. Heel wat artsen kunnen daar niet goed mee om. Dat is zeker een punt waarop tijdens de opleiding kan ingespeeld worden."

Oudere patiënten zijn eveneens een lastig publiek. "Uiteraard is het de bedoeling van een afbouw om onder meer het valrisico te beperken. Maar veel artsen maken zich dan ook de bedenking dat veel van die oudere patiënten het eigenlijk wel goed stellen met hun medicatie. De vraag is dan wat er nog te winnen valt. Dus zolang het gebruik onder controle blijft, laten de meeste huisartsen het daarbij."

Gemotiveerd

Naast al die hindernissen zijn er gelukkig ook factoren die de afbouw van de onderzochte medicatie bevorderen. "Denk dan aan patiënten die zelf goed weten hoe de slaapfysiologie werkt. En die de nevenwerkingen van benzodiazepines kennen of er bevreesd voor zijn. Zij geven zelf aan dat ze snel weer van hun slaappil af willen. Of die al een eerdere afbouwpoging ondernamen en nu verder willen geraken. De gemotiveerde patiënten dus."

Wat nog opvalt, is dat oudere artsen zeggen dat ze te weinig ondersteuning krijgen, terwijl jongere collega's daar blijkbaar wel gemakkelijk hun weg in vinden. Het gaat dan onder meer over slaapcoaches, folders en documentatie voor de patiënten.

Het onderzoek van dr. van den Keybus is een eerste stap in wat hopelijk kan uitgroeien tot heuse richtlijnen. Wordt dus vervolgd, mogelijk in een volgende masterproef.

Tinne van den Keybus. Visie van huisartsen op de afbouw van benzodiazepines en Z-drugs in de huisartsenpraktijk. Promotor: dr. Marc Van Nuland. Co-promotor: Kristien Coteur.

Masterproef in het kort

Deze masterproef exploreerde de belemmerende en faciliterende factoren wat betreft de afbouw van benzodiazepines en Z-drugs, zowel op niveau van de arts, de patiënt, als de context, dit steeds vanuit de visie van de arts. Enkel het weigeren van afbouw door de patiënt werd eerder beschreven.

Waarom is deze masterproef belangrijk?

Benzodiazepines en Z-drugs zijn te frequent voorgeschreven medicaties. Verschillende studies beschrijven de omstandigheden waarbij deze medicatie opgestart wordt. Over de barrières en faciliterende factoren wat betreft afbouw en stop is minder bekend. Deze studie heeft als doel de faciliterende en belemmerende factoren bij de afbouw na te gaan, volgens de visie van de huisarts.

Wat is er nieuw aan uw werk?

In dit onderzoek konden we heel wat nieuwe belemmerende en faciliterende factoren wat betreft afbouw en stop beschrijven. Op patiëntniveau zijn onder andere de aanwezigheid van een zware psychiatrische problematiek en hoge patiëntleeftijd ervaren redenen om niet te stoppen. De beperkte tijd die de huisarts heeft en ontmoediging door gefaalde pogingen komen ook vaak naar boven als belemmerende factoren.

Waarom is het belangrijk dat andere (huis)artsen leren over uw onderzoek?

Door zich als arts een beeld te vormen over de faciliterende en belemmerende factoren bij afbouw van benzodiazepines en Z-drugs, kunnen de noden beter in kaart gebracht worden. Op die manier kan er concreet ingespeeld worden op de vragen van huisartsen rond deze thematiek, met als doel een vlotter verloop van het afbouwen en stoppen van bovenstaande medicatie.

We zoeken dr. Van den Keybus op een zonnige donderdagnamiddag op in groepspraktijk Epione in Edegem. De coronamaatregelen zijn nog maar pas in voege. Op één collega na is de huisartsenpraktijk leeg. "In de voormiddag zijn we doorgaans wel volop bezig met telefonische consultaties, maar we krijgen nog maar weinig patiënten over de vloer", zegt Tinne. Intussen is elke huisarts uit de praktijk ook een halve dag per week aan de slag in het triagecentrum in Mortsel. Dokter Van den Keybus werkt halftijds in de praktijk, en volgt daarnaast een lerarenopleiding in Antwerpen, met als doel om les te gaan geven aan verpleegkundigen in spe, in combinatie met haar werk als huisarts. Voor haar masterproef interviewde zij 43 huisartsen, in vijf groepen. "De bedoeling was om zo op zoek te gaan naar de belemmerende en faciliterende factoren bij de afbouw en het stopzetten van benzodiazepines en Z-drugs", vertelt ze. "Over de opstart van deze medicatie is al veel geweten. Maar over de aspecten die volgens huisartsen een rol spelen bij afbouw is er in de literatuur eigenlijk amper iets te vinden. Het onderzoeksopzet was dan ook eerder exploratief." De uitkomsten van de interviews bracht dr. van den Keybus vervolgens in kaart, ingedeeld in artsgerelateerde, patiëntgebonden en contextuele factoren. "De weerstand van de patiënten kwam in meerdere interviews vaak naar boven. Artsen weten niet goed ze daarmee moeten omgaan, en veren dan maar wat mee met de patiënt, om uiteindelijk toch maar het voorschrift mee te geven zonder de afbouw aan te kaarten. Of huisartsen raken bij langdurige gebruikers ontmoedigd door eerdere pogingen waarbij ze gefaald hebben, en brengen de mogelijke afbouw bij een volgende consultatie niet meer ter sprake." Tijdsgebrek is eveneens een belemmerende factor. "Zoals een arts het verwoordde: als je weet dat er 20 patiënten in de wachtkamer zitten, begin je met de patiënt die voor je zit niet over afbouw van slaapmedicatie te praten. Heel vaak komen de patiënten daar ook niet specifiek voor, en rijst de vraag naar een nieuw voorschrift pas terloops op het einde van de consultatie." Haio's blijken in deze kwestie al eens op het tegenstrijdige advies van hun praktijkopleider te botsen. "Zij willen de afbouw wel aanvatten, maar krijgen van hun PO te horen dat ze dat toch maar niet moeten doen." Of haio's krijgen de opdracht om voorschriften gewoon klaar te leggen, en krijgen dus niet de kans om de patiënt in levende lijve aan te spreken over een eventuele afbouw. (lees verder onder het kader)Langs de kant van de patiënten blijkt volgens de bevraagde huisartsen een psychiatrische achtergrond vaak een mogelijke afbouw in de weg te staan. "Die hebben al het een en ander meegemaakt, soms ook opnames. Ze zijn eigenlijk stabiel onder hun huidige medicatie en veel artsen willen dat zo houden, in plaats van het risico te lopen op een escalatie door te gaan afbouwen."Waar veel artsen ook nog moeilijkheden mee ondervinden, is dat patiënten inspelen op het gemoed, gaat dr. van den Keybus verder. "Dokter, als je mij dat pilletje afpakt, dan val ik dood. Dat soort uitspraken. Heel wat artsen kunnen daar niet goed mee om. Dat is zeker een punt waarop tijdens de opleiding kan ingespeeld worden." Oudere patiënten zijn eveneens een lastig publiek. "Uiteraard is het de bedoeling van een afbouw om onder meer het valrisico te beperken. Maar veel artsen maken zich dan ook de bedenking dat veel van die oudere patiënten het eigenlijk wel goed stellen met hun medicatie. De vraag is dan wat er nog te winnen valt. Dus zolang het gebruik onder controle blijft, laten de meeste huisartsen het daarbij." Naast al die hindernissen zijn er gelukkig ook factoren die de afbouw van de onderzochte medicatie bevorderen. "Denk dan aan patiënten die zelf goed weten hoe de slaapfysiologie werkt. En die de nevenwerkingen van benzodiazepines kennen of er bevreesd voor zijn. Zij geven zelf aan dat ze snel weer van hun slaappil af willen. Of die al een eerdere afbouwpoging ondernamen en nu verder willen geraken. De gemotiveerde patiënten dus." Wat nog opvalt, is dat oudere artsen zeggen dat ze te weinig ondersteuning krijgen, terwijl jongere collega's daar blijkbaar wel gemakkelijk hun weg in vinden. Het gaat dan onder meer over slaapcoaches, folders en documentatie voor de patiënten. Het onderzoek van dr. van den Keybus is een eerste stap in wat hopelijk kan uitgroeien tot heuse richtlijnen. Wordt dus vervolgd, mogelijk in een volgende masterproef. Tinne van den Keybus. Visie van huisartsen op de afbouw van benzodiazepines en Z-drugs in de huisartsenpraktijk. Promotor: dr. Marc Van Nuland. Co-promotor: Kristien Coteur.