In januari organiseerde vzw de Maretak een symposium over doelgerichte zorg, een aanpak waarbij de wensen en noden van de patiënt centraal staan. Prof. dr. Maarten Moens (UZ Brussel en VUB) lichtte er toe hoe een zorgverlener dit in de praktijk kan brengen.
...
Bij doelgerichte zorg staat de individuele patiënt centraal, legt prof. Moens uit. "Elke patiënt is uniek en heeft andere doelstellingen en verwachtingen, en de hele zorgketen dient daar rekening mee te houden. Vroeger keken we in de literatuur wat de beste behandeling was, en die voerden we dan uit. Maar die aanpak is gebaseerd op wat voor een cohorte patiënten de beste resultaten geeft. De patiënt die voor je zit heeft een individuele achtergrond, verwachtingen, doelstellingen, levensloop, leeftijd, geslacht,... dat zijn allemaal variabelen die er toe doen. Als je uit de literatuur weet dat een operatie het beste is voor de cohorte, maar de patiënt wil niet geopereerd worden, dan is dat voor die patiënt op dat moment niet de beste zorg. Als zorgverlener moet je dan een alternatief pad uitstippelen voor die persoon." Doelgerichte zorg is niet hetzelfde als geïntegreerde zorg, waarbij zorgverleners uit verschillende disciplines en specialismen samenwerken rond een patiënt, al zijn er wel raakpunten. Om van doelgerichte zorg te kunnen spreken, moet de geïntegreerde zorg ook uitgaan van de verwachtingen en wensen van de patiënt. Anno 2023 is doelgerichte zorg vooral nog een ideaal, zegt Moens. "De meeste artsen werken volgens de klassieke aanpak. Een van de andere sprekers op het symposium stelde de Doelzoeker voor, een tool waarbij de patiënten noteren wat hun doelen in het verleden, vandaag en in de toekomst zijn, zodat de zorgverlener daarmee rekening kan houden. Vandaag worden die doelen zelden bevraagd; het is meestal nog de arts die beslist wat goed is voor de patiënt, en hoe het succes van een behandeling gemeten wordt." Om tot doelgerichte zorg te komen, moet een zorgverlener aandacht hebben voor vijf 'pijlers', legt Moens uit. "De eerste is het anatomische en biologische - dat is waarvoor artsen gestudeerd hebben. Bij een hernia moeten we opereren, bij een hartinfarct moeten we een stent plaatsen. Tijdens de diagnose wordt deze pijler uitgebreid bevraagd." "Maar even belangrijk is de tweede pijler, de functionaliteit. Wat kan en wil de patiënt nog doen? Als je hiermee rekening houdt, heeft iemand die nog zeer actief wil zijn misschien een andere behandeling nodig dan een oudere patiënt die bij wijze van spreken in zijn zetel leeft. De belangrijkste pijler is participatie, en die bevragen we als arts zelden. Dat gaat over de rol die de patiënt wil spelen in zijn gezin en in de maatschappij. Voor patiënten is dit vaak waar ze het meeste belang aan hechten. Een klein krachtsverlies vinden ze minder erg dan dat ze aan bepaalde activiteiten niet meer kunnen deelnemen en in een isolement dreigen te geraken." "De vierde pijler zijn extrinsieke factoren, zoals de financiële toestand van de patiënt en in welke mate hij kan rekenen op ondersteuning door zijn omgeving. Ten slotte zijn er nog intrinsieke factoren - voornamelijk het karakter van de patiënt. Is het iemand die vaak negatieve gedachten heeft, of iemand die altijd zoekt naar oplossingen? Die vijf pijlers bepalen samen wat voor die ene concrete patiënt de aangewezen behandeling is. Een arts kan een behandeling voorschrijven die voor de eerste pijler erg succesvol is, maar als hij geen rekening houdt met de andere pijlers zal de patiënt dat niet zo ervaren. Neem een patiënt van 25 jaar oud met een hernia: als arts wil je opereren om dat probleem 'op te lossen'. Terwijl voor de patiënt ook belangrijk is wat hij nog kan doen, of hij een minder belastende job moet zoeken." Het doel van doelgerichte zorg is om voor elke patiënt de aangepaste behandeling te vinden. Dat gebeurt nu al in de eerste pijler, maar zou doorgetrokken moeten worden tot een holistische benadering van de hele patiënt, stelt Moens. "Bij tumoren waar een genetische component is, zijn we al afgestapt van de cohortebenadering waar elke patiënt chemo- en radiotherapie krijgt ten voordele van precisietherapie met bijvoorbeeld immunotherapie. We staan nog maar aan het begin van deze evolutie naar zorg op maat." Moens stipt aan dat deze aanpak ook aangepaste terugbetalingsmodaliteiten zal vereisen. "De criteria voor terugbetaling zijn immers ook gebaseerd op de cohorte-aanpak. Een implantaat voor chronische pijn wordt bijvoorbeeld terugbetaald als de pijnmedicatie met 50% verminderd kan worden. Maar een patiënt die om intrinsieke redenen geen pijnmedicatie wil nemen, kan aan dat laatste criterium nooit voldoen. De terugbetalingsmodaliteiten zullen dus mee moeten evolueren."