Eind 2023 telde ons land zo'n 526.000 langdurig zieken. Dat komt overeen met een stad zo groot als Gent, Brugge, Hasselt en Leuven samen, gevuld met inactieve burgers. Politieke partijen en regeringen kwamen de afgelopen jaren met ronkende verklaringen en ambitieuze plannen om deze mensen weer aan het werk te krijgen. Helaas bleven de resultaten uit.
De cijfers bevestigen dat de Vivaldi-regering er niet in slaagde om langdurig zieken succesvol te re-integreren op de arbeidsmarkt. De communautaire verschillen blijven ook hier opvallend: tussen 2019 en 2023 steeg het aantal langdurig zieke Vlamingen met 16,55% tot 269.589. In Wallonië was dat met 18,91% (198.305 personen), en in Brussel zelfs 20,81% (46.879 personen). Vooral de regio's met een traditioneel lage arbeidsparticipatie blijven achter.
Wat echter mijn aandacht trok in de cijfers die ik opvroeg bij minister Vandenbroucke (Vooruit), is de situatie van langdurig zieke vrouwen. Bij zowel loontrekkende als zelfstandige vrouwen steeg het aantal langdurig zieken procentueel bijna dubbel zo veel als bij hun mannelijke collega's. In 2023 telden we in totaal 314.000 langdurig zieke vrouwen, tegenover 212.000 mannen.
Vrouwen disproportioneel getroffen
Deze cijfers vragen om een grondige en wetenschappelijke analyse. Het is verleidelijk om dit fenomeen te verklaren vanuit maatschappelijke tendensen, zoals de ongelijke verdeling van zorgtaken binnen het gezin. Statistieken tonen inderdaad aan dat vrouwen nog steeds meer zorgtaken opnemen dan mannen, wat ongetwijfeld bijdraagt aan hun hogere belasting. Maar we gaan ons als overheid toch niet gaan bemoeien met wie nu de afwas doet of de vuilbak buiten zet?
We gaan ons als overheid toch niet gaan bemoeien met wie nu de afwas doet of de vuilbak buiten zet?
Het probleem is veel breder en verdient een objectieve benadering. Zo blijkt uit gegevens van Statbel dat vrouwen vaker kampen met chronische aandoeningen zoals migraine, hoge bloeddruk, gewrichtsslijtage en nek- of schouderproblemen.
Hoewel deze aandoeningen hinderlijk zijn, zouden veel vrouwen met de juiste ondersteuning en aanpassingen aan het werk kunnen blijven. Het is daarom cruciaal om op individuele basis en met voldoende zorg voor de aandoening op zoek te gaan naar werkbaar werk, waarbij re-integratietrajecten naar werk al bij de eerste symptomen opgestart worden.
Daarnaast is een genderspecifieke aanpak in het gezondheidsonderzoek noodzakelijk. Een Sciensano-rapport uit 2024 over "Women's Health" toont aan dat slaapproblemen al vanaf de leeftijd van 18 vaker bij meisjes voorkomen dan bij jongens.
Ook aandoeningen zoals endometriose en polycysteus ovariumsyndroom (PCOS), die een grote impact hebben op het functioneren van vrouwen, worden nog onvoldoende onderzocht. De symptomen van (peri)menopauze worden in ons land onderbehandeld, wat een negatieve invloed heeft op de levenskwaliteit van vrouwen.
België hinkt achterop
Terwijl Nederland al jaren werkt aan gender-sensitieve zorg, blijft België achter. Vorig jaar ontstond er in de schoot van het Adviescomité Maatschappelijke Emancipatie van de Kamer een resolutie om het Kenniscentrum van de federale overheid (KCE) te belasten met onderzoek naar gender-sensitieve geneeskunde. Dit is een stap in de goede richting, maar er is veel werk aan de winkel.
Zo blijkt uit een studie van 2022 dat de rekrutering van patiënten voor klinische studies nog steeds niet evenwichtig verloopt. Slechts 43% van de deelnemers jonger dan 45 jaar zijn vrouwen, en bij deelnemers onder de 63 jaar daalt dat percentage naar 33%. Zelfs preklinische studies op knaagdieren zijn onevenwichtig: 79% van de testdieren zijn mannelijke ratten of muizen.
Een oproep tot actie
Mijn oproep is duidelijk: we hebben nood aan een kordaat en onderbouwd re-integratiebeleid om het probleem van langdurig zieken aan te pakken. Tegelijk moet er dringend meer aandacht komen voor de gezondheid van vrouwen.
Meer aandacht voor vrouwen in gezondheidsonderzoek zal niet alleen leiden tot snellere diagnoses en behandelingen, maar kan ook leiden tot meer kennis bij onze artsen over gezondheidsklachten bij vrouwen, en zo dus tot gerichtere begeleiding door deze artsen in het kader van trajecten naar werk.
Bovendien moeten vrouwen (en mannen) meer mogelijkheden krijgen om al in een vroeg stadium van de ziekte zelf de impact van hun gezondheidsklachten op de werkvloer ter kennis te brengen en te bespreken met hun werkgever en om op eigen initiatief sneller stappen te zetten richting aangepast of ander werk.
Vrouwen meer kansen geven om de impact van hun gezondheidsklachten op de werkvloer zelf te omschrijven en aan te geven, kan de blinde vlek bij onze zorgverleners wat betreft de gezondheidsklachten van vrouwen en de impact hiervan op de werkvloer deels compenseren.
Het is tijd voor actie, gebaseerd op feiten en wetenschap, en niet op veronderstellingen. Alleen zo kunnen we een duurzame oplossing vinden voor de groeiende groep langdurig zieken in ons land.