"Die spin loopt nu echt over mijn hand! Bah! Dit voelt echt heel creepy aan, je mag je iPhone terug hebben!". Recent werden studenten in een bachelorproefonderzoek blootgesteld aan diverse virtuele dieren: honden, duiven, spinnen, slangen... Ze waren zo geselecteerd dat ze niet fobisch waren voor het virtuele dier, maar dat ze er wel enige afkeer van hadden.
Met behulp van de camera van de smartphone leek het alsof een dier niet louter op het scherm bestond, maar dat het deel uitmaakte van de reële wereld. Voor veel deelnemers voelde dat verrassend echt.
Meer dan 100 studenten hadden zich opgegeven om deel te nemen aan een onderzoek van laatstejaarsstudenten Toegepaste Psychologie van de Thomas More-hogeschool. Het doel was om het potentieel van augmented reality (AR) te exploreren voor het behandelen van fobieën.
Momenteel zijn dat de eerste stappen in dit jonge veld: exploreren of dit soort toepassingen verder gaat dan louter entertainment, en of ze misschien ook mogelijkheden bieden voor behandeling. AR is bij het brede publiek momenteel voornamelijk nog bekend als een middel om jezelf in een app als Snapchat in een ludieke virtuele outfit te hijsen, of om grappige figuurtjes in je living te doen verschijnen.
Of datzelfde principe ook meer klinische toepassingen kan hebben, zoals voor de behandeling van fobieën, is echter geen onlogische vraag. Al meer dan 20 jaar worden er succesvol toepassingen ontwikkeld - in onderzoekssetttings, maar ook steeds meer in de praktijk - om patiënten in virtual reality (VR) te behandelen. Vaak ligt de focus op angststoornissen zoals post-traumatische stress-stoornissen of specifieke fobieën, maar tegenwoordig zelfs voor depressie of anorexia nervosa.
De kans bestaat dat therapeuten in de nabije toekomst beroep kunnen doen op augmented reality spinnen
Het grote verschil met VR is dat je bij augmented reality virtuele elementen toevoegt aan de echte wereld. Je kan een virtuele spin doen verschijnen op die plaats in je huis waar er in de herfst vaak dikke exemplaren opduiken, of je kan een hond doen verschijnen in je achtertuin.
In die eerste AR-studie werden deelnemers met behulp van een iPhone of iPad blootgesteld aan diverse situaties met een dier waarvoor ze aangaven enige angst te ervaren. Naarmate situaties uitdagender werden, rapporteerden deelnemers ook meer angst, net zoals we bij echte dieren zouden verwachten. Deze veelbelovende resultaten worden binnenkort een eerste maal gepresenteerd op het European Congress of Psychology.
De app is op dit moment nog niet gevalideerd voor routinematig gebruik binnen therapie. Daarvoor is er wel nog wat werk voor de boeg. Niettemin bestaat de kans dat therapeuten in de nabije toekomst zich voor een groot deel kunnen beroepen op dit soort AR-spinnen. Dat is goed nieuws, want dan hoeven ze niet langer te zoeken naar uiteenlopende achtpotigen voor hun collectie. Of dan kunnen ze zich toch op zijn minst kunnen beperken tot de meest uitdagende, grote en harige exemplaren...
Met behulp van de camera van de smartphone leek het alsof een dier niet louter op het scherm bestond, maar dat het deel uitmaakte van de reële wereld. Voor veel deelnemers voelde dat verrassend echt. Meer dan 100 studenten hadden zich opgegeven om deel te nemen aan een onderzoek van laatstejaarsstudenten Toegepaste Psychologie van de Thomas More-hogeschool. Het doel was om het potentieel van augmented reality (AR) te exploreren voor het behandelen van fobieën. Momenteel zijn dat de eerste stappen in dit jonge veld: exploreren of dit soort toepassingen verder gaat dan louter entertainment, en of ze misschien ook mogelijkheden bieden voor behandeling. AR is bij het brede publiek momenteel voornamelijk nog bekend als een middel om jezelf in een app als Snapchat in een ludieke virtuele outfit te hijsen, of om grappige figuurtjes in je living te doen verschijnen.Of datzelfde principe ook meer klinische toepassingen kan hebben, zoals voor de behandeling van fobieën, is echter geen onlogische vraag. Al meer dan 20 jaar worden er succesvol toepassingen ontwikkeld - in onderzoekssetttings, maar ook steeds meer in de praktijk - om patiënten in virtual reality (VR) te behandelen. Vaak ligt de focus op angststoornissen zoals post-traumatische stress-stoornissen of specifieke fobieën, maar tegenwoordig zelfs voor depressie of anorexia nervosa. Het grote verschil met VR is dat je bij augmented reality virtuele elementen toevoegt aan de echte wereld. Je kan een virtuele spin doen verschijnen op die plaats in je huis waar er in de herfst vaak dikke exemplaren opduiken, of je kan een hond doen verschijnen in je achtertuin.In die eerste AR-studie werden deelnemers met behulp van een iPhone of iPad blootgesteld aan diverse situaties met een dier waarvoor ze aangaven enige angst te ervaren. Naarmate situaties uitdagender werden, rapporteerden deelnemers ook meer angst, net zoals we bij echte dieren zouden verwachten. Deze veelbelovende resultaten worden binnenkort een eerste maal gepresenteerd op het European Congress of Psychology.De app is op dit moment nog niet gevalideerd voor routinematig gebruik binnen therapie. Daarvoor is er wel nog wat werk voor de boeg. Niettemin bestaat de kans dat therapeuten in de nabije toekomst zich voor een groot deel kunnen beroepen op dit soort AR-spinnen. Dat is goed nieuws, want dan hoeven ze niet langer te zoeken naar uiteenlopende achtpotigen voor hun collectie. Of dan kunnen ze zich toch op zijn minst kunnen beperken tot de meest uitdagende, grote en harige exemplaren...