...

Alles even op een rijtje en ter verduidelijking. Artikel 21, eerste lid van de Zorgkwaliteitswet die zonder tegenbericht op 1 juli 2022 in werking zal treden, verplicht onder meer artsen om deel te nemen aan een permanentie indien die georganiseerd wordt, en om dit te vermelden in hun portfolio. Artikel 22 geeft aan de koning de bevoegdheid de minimumvoorwaarden te bepalen waaraan een permanentie moet voldoen en volgens artikel 24 mag geen enkele arts worden uitgesloten van de permanentie. Artikel 26 voorziet dan weer in de mogelijkheid om een arts vrij te stellen van de verplichting omwille van bijvoorbeeld leeftijd of gezondheidstoestand.In de praktijk zal de verplichting om deel te nemen aan een permanentie vooral betekenis hebben voor arts- specialisten die niet aan een ziekenhuis zijn verbonden. (1) Dat verklaart waarom een dergelijke arts aan het Grondwettelijk Hof de vernietiging vroeg van de vermelde bepalingen in de Zorgkwaliteitswet (behalve artikel 26). De verzoekende arts voerde aan dat de verplichting om deel te nemen aan een permanentie in strijd is met artikel 27 van de Grondwet dat de vrijheid van vereniging beschermt. Die vrijheid houdt ook in dat men niet kan worden verplicht zich te verenigen. Volgens de verzoekende arts zou artikel 22 van de Zorgkwaliteitswet haar verplichten om zich te verenigen met andere arts- specialisten die ze niet vrij zou kunnen kiezen om de medische permanentie te verzekeren die hen wordt opgelegd. In een arrest van 21 oktober veegde het Grondwettelijk Hof dit argument van tafel. Volgens het Hof heeft artikel 22 van de Zorgkwaliteitswet niet als doel artsen te verplichten om zich te associëren met collega's. De enige verplichting die op hen rust, is dat zij zich beschikbaar moeten stellen gedurende de tijdsblokken die hen worden toegekend in het kader van de permanentie en dat ze de patiënten ontvangen die zich bij hen melden.Zij moeten ook hun patiënten informeren over het bestaan van de permanentie, via de opname in hun portfolio. Artikel 22 verhindert artsen- specialisten bovendien niet om zich te associëren met collega's indien zij dat wensen en hun raadplegingen te plannen en te organiseren zoals zij dat wensen. Van een beperking van de vrijheid van vereniging is dus geen sprake. De verzoekende arts-specialist voerde ook nog aan dat artikel 22 van de Zorgkwaliteitswet in strijd zou zijn met de vrijheid van ondernemen. Volgens het Grondwettelijk Hof is die vrijheid niet absoluut. Artikel 22 houdt voor arts-specialisten de verplichting in om hun beroep uit te oefenen op bepaalde ogenblikken die zijn bepaald door een derde en om patiënten te ontvangen die zich in dat kader tot hen richten.Zo bekeken beperkt dat de vrijheid van ondernemen van deze artsen. Maar de deelname aan een permanentie zal in de praktijk pas verplicht zijn indien zij door een koninklijk besluit wordt georganiseerd. Volgens het Hof zal de koning een permanentie slechts kunnen organiseren als de noodzaak daartoe is aangetoond. En de beperking van de vrijheid van ondernemen die dat met zich zal meebrengen, kan volgens het Hof niet als onevenredig worden beschouwd.Bijgevolg schenden de vermelde bepalingen van de Zorgkwaliteitswet de grondwet niet, aldus het Grondwettelijk Hof.