...

Artikel 13/1 van de euthanasiewet geeft aan de koning de bevoegdheid om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te voorzien in een vergoeding voor de arts die de euthanasie toepast. Tevens heeft de koning de bevoegdheid om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag, de voorwaarden en de modaliteiten van deze vergoeding bepalen evenals de regels voor de betaling van deze vergoeding. Krachtens artikel 13/2 worden de kosten voor de vergoedingen aangerekend op de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het RIZIV. Dringende bepalingenDe artikelen 13/1 en 13/2 kwamen niet voor in de oorspronkelijke euthanasiewet, maar werden er in ingevoegd door artikel 148 van de wet van 18 mei 2022 'houdende dringende bepalingen inzake gezondheid'. Deze bepaling trad in werking op 9 juni 2022. Bijna drie jaar na hun inwerkingtreding wordt nu dus de uitvoering van deze bepalingen voorbereid. PraktischVolgens het goedgekeurde voorstel omvat de vergoeding voor deze prestatie zowel de materiaalkost (exclusief medicatie), het uitvoeren van de euthanasie, het vaststellen van overlijden en het invullen van de overlijdensakte, als het invullen van het registratiedocument, zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie. De arts die een euthanasie uitvoert, ontvangt hiervoor een vergoeding van €180,24.