We willen het als samenleving en zeker in de zorg almaar beter doen. Geef maar toe, perfectionisme is weinig artsen vreemd, ook u bent er zonder twijfel in min of meerdere mate 'schuldig' aan. En uiteraard volgt dan het argument: zou u dat als patiënt anders willen? Een chirurg die zegt, nadat hij een halve appendix verwijderde: "Bwa, het zou wellicht wat beter kunnen, maar een beetje goed is vast ook wel ok"?
Uiteraard niet. Maar we weten ook dat perfectie onmogelijk is en een persoonlijk risico voor de alom gevreesde burn-out.
We willen en moeten samen gedreven zijn. We streven naar een optimale, continu verbeterende samenwerking en kwaliteit van onze gezondheidszorg. Daarvoor schalen we op, we zorgen voor een grondig management, verhogen de rendabiliteit en schakelen alles en iedereen in, waar enigszins mogelijk. De motor draait op vele tandwieltjes. Snel, efficiënt, steeds sneller en beter.
Althans, dat is het streefdoel... Heel wat van die wieltjes lopen immers op hun tandvlees.
We riskeren onszelf voorbij te lopen. Om de hoogste efficiëntie te behalen, zoeken we naar ondersteunende middelen, systemen en mensen. Automatisering en het inschakelen van informatica zijn een evidentie geworden in dagelijkse artsenpraktijken. We trachten veelal met computerprogramma's onze werking te ondersteunen en te optimaliseren. Prima.
Maar deze IT-medaille heeft ook een keerzijde. We riskeren immers slaaf te worden van onze artificieel intelligente toestellen. Denk maar aan de dagelijkse pop-ups. 'Vergadering binnen vijf minuten'. Allemaal goed en wel als je niet net een slechtnieuwsgesprek aan het voeren bent met je patiënt of mogelijk nog erger, de aangekondigde meeting plaatsvindt op het andere halfrond en/of je je Zoomlink niet vindt.
Misschien vallen de meest gemotiveerde perfectionisten eerst af
We doen het echter onszelf en, onverbiddelijke monsters die we soms zijn, ook elkaar aan. De snelste verbinding, makkelijkste weg, 'handigste' manier om immers wat vlotjes te 'organiseren' is het wereldvermaarde simpele mailtje.
Ik hoor u al lachen. Of minstens zuchten. Wat jullie gemiddelde is, weet ik uiteraard niet, maar in een ver verleden raakte ik na een 100-tal mails per dag de tel kwijt.
Niet zelden merk ik dat collega's het opgeven. Het zwembad van berichtjes is een bodemloze vergeetput geworden. Sommigen bieden nog weerstand tegen de verdrinkingsdood met automatische berichtjes, die stilaan creatiever en gedurfder worden, zoals: 'Ik kan niet volgen, probeer later nog eens opnieuw' of zelfs 'DIT BERICHT WORDT NIET GELEZEN!'. Mailtjesoverflow kan tot wanhoop leiden: de tijd van een meer hoogdrempelige brief op de post en wachten maar, is lang vervlogen.
Naast mailtjes als verbindingspoging met vele simultane tentakels in ons netwerk, zijn er ook hulpmiddelen om onze samenwerking beter te organiseren. Of dat alleszins te proberen.
Het begint vaak met registratie, dan evaluatie, om uit te monden in betere organisatie. Al deze stappen vergen echter extra werk. Door dezelfde mensen. Liefst met minder middelen.
Elke stap bevat bovendien een kans tot falen. Bijvoorbeeld: een werkrooster opstellen - nooit evident. Als het 'ondersteunende' computerprogramma dan vele verspringende vakjes toont, kan het humane brein zelden volgen.
Als zo de tot nummers gereduceerde 'eenheden' niet terecht komen waar ze hadden moeten zijn of nog erger, op meerdere plaatsen gelijktijdig dienen te verschijnen, dan loopt het pas echt mis. Niet in de virtuele wereld, maar in de echte. Tot grote frustratie van alle betrokkenen.
We moeten oppassen dat we niet beginnen te over-relativeren
Hoe kunnen we hier nu mee omgaan? Hangt dit van je karakter af? Van de frustratiedosis? De blootstellingsfrequentie? Verloopt een copingmechanisme standaard zoals de beruchte fases voor acceptatie van verandering: ontkenning, boosheid, onderhandelen, depressie en ten slotte aanvaarding?
Of volgen we een Darwiniaanse dynamiek, survival of the fittest?
Misschien vallen de meest gemotiveerde perfectionisten eerst af, branden ze uit en verlaten ze de werkvloer. De overblijvenden worden geconfronteerd met een nog hogere belasting, waardoor een sneeuwbaleffect dreigt.
Maar altijd blijft er wel iemand over (denk ik). Wie dan? Mensen met eelt op hun ziel? Mensen met een grote weerstand voor dramatische gebeurtenissen zoals organisatorisch falen en overprikkelen? Mensen met een 'oeps'-mentaliteit, een 'ah ja, oei...tja'-houding, brede ruggen, rustige zielen?
We moeten weliswaar oppassen dat we niet beginnen te over-relativeren, want dan houdt de Darwintheorie een groot gevaar in: een selectie van de apathie. Laat ons alstublieft nog geregeld eens grommelen, al was het maar om onze zorgmachines draaiende te houden.