U vraagt de Vlaamse regering om een belangenconflictprocedure op te starten tegen het wetsontwerp van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke dat de artsenquota voor de jaren 2027 en 2028 zou moeten bepalen.

Dat doet u omdat u de Franstaligen verwijt de federale beslissingen die in het verleden in dit verband genomen werden niet te respecteren.

Misschien is het nuttig de jongere generaties in het noordelijke landsgedeelte eraan te herinneren dat het de Vlaamse parlementariërs waren die culturele autonomie eisten om aldus te verhinderen dat Franstaligen zich zouden mengen in beslissingen die voor het Vlaamse grondgebied werden genomen. Het was net deze culturele autonomie die vervolgens de 'vrijheden' die in het zuiden werden genomen in de hand werkte.

Maar laten we dit punt in de geschiedenis vergeten, de Franstaligen hebben de federale bepalingen niet nageleefd en dat verdient sancties...

Alvorens echter te bepalen welke dat dan precies zou moeten zijn, is het misschien relevant een stap terug te doen en te analyseren welke redenen er achter deze ongehoorzaamheid zitten:

Waren de destijds besliste quota legitiem [1] en aangepast?

Het antwoord op de vraag naar de relevantie van de quota zal niet eenduidig zijn, maar uiterst genuanceerd, een nuance die wij ook graag zouden terugvinden in de eensluidende verklaringen van de Vlaamse artsen.

Het KCE schreef hierover 18 januari 2008 (14 jaar geleden!!) het volgende [2]:

"Na 10 jaar numerus clausus voor studenten geneeskunde maakt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de balans van het medisch aanbod in België op. Slechts 65% van de geregistreerde artsen is effectief praktiserend arts. De laatste jaren daalde het aantal praktiserende huisartsen met 7%, terwijl het aantal specialisten stabiel bleef.

Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld terwijl het aantal nieuwe specialisten de quota overschrijdt. Het medisch beroep vervrouwelijkt en veroudert. De instroom van buitenlandse artsen neemt toe (12% van de nieuwe artsen). Het KCE pleit voor een beter onderbouwde planning van het medisch aanbod met op de eerste plaats een meer performante gegevensinzameling."

Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld terwijl het aantal nieuwe specialisten de quota overschrijdt.

Eerste vaststelling: Tien jaar na de wet tot beperking van het aantal artsen deden zich reeds tekorten voor in de algemene geneeskunde, terwijl het aantal specialisten in het algemeen op peil bleef. Vanwaar dit globale tekort (evenwicht gespecialiseerde artsen + tekort huisartsen = te weinig artsen)? Het antwoord bevindt zich in de tweede zin: slechts 65% van de geregistreerde artsen met een RIZIV-nummer heeft ook daadwerkelijk een praktijk. Van de 60.000 geregistreerde artsen in België hebben er 39.000 daadwerkelijk een praktijk. Een aanzienlijk aantal van hen werkt bovendien niet voltijds of beoefent een gemengde curatieve en extra-curatieve activiteit (preventieve geneeskunde, onderzoek, beroepsvertegenwoordiging, onderwijs, enz. [3]).

Het KCE preciseerde in zijn persbericht: "Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld,vooral langs Vlaamse kant. Daarentegen overschrijdt het aantal nieuwe specialisten de quota met bijna 20% (19,5%) in beide Gemeenschappen, maar meer uitgesproken langs Franstalige kant."

Na deze analyse van het KCE zouden we ons kunnen verbazen over het feit dat de Vlaamse huisartsen de regels bleven volgen, maar nu wel klagen over het slechte evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven, hoewel het KCE hier al 14 jaar geleden voor gewaarschuwd had.

Tweede vaststelling: Uit de geactualiseerde gegevens blijkt dat 45% van de RIZIV-nummers in 2018 in de Franse gemeenschap (25% voor België) werd toegekend aan in het buitenland opgeleide artsen.

Er wordt niets gezegd over preventieve geneeskunde (arbeidsgeneeskunde, ziekteverzekering, enz.) die ook met een tekort kampt.

Niet gehoorzamen kan een deugd zijn. Gandhi en Martin Luther King beschouwden ongehoorzaamheid aan een slechte wet als legitiem.

Er zijn in België bijna 14.000 praktiserende huisartsen, maar dat aantal vertegenwoordigt minder dan 10.000 FTE's. Bovendien is de geografische spreiding van de huisartsen niet optimaal: er zijn meer huisartsen in de buurt van de medische faculteiten (Brussel, Luik, ...) minder in de gedeïndustrialiseerde regio's (Charleroi, Borinage, ...) en afgelegen gebieden op het dunbevolkte platteland). Om de problematiek van deze geografische spreiding op te lossen, is een vestigingsbeleid nodig.

Maar er is ook een probleem met de specialisten, met name door de zeer slechte organisatie van de specialistische zorg. Het is bijvoorbeeld moeilijk om kinderartsen in ziekenhuizen te vinden, terwijl er in de stad te veel kinderartsen zijn (AZ West Veurne heeft onlangs zelfs een beloning van 15.000 euro uitgeloofd voor iedereen die hen aan een nieuwe kinderarts kan helpen [4]). Zorgnet-Icuro had ook voorgesteld dat, om de (stads)kindergeneeskunde te kunnen beoefenen, de kinderartsen ook gedeeltelijk in ziekenhuizen zouden moeten werken en meer bepaald ook pediatrische wachtdiensten voor hun rekening nemen.

Maar al deze regulerende maatregelen, die het onaantastbare liberalisme inperken, worden verworpen door de belangrijkste beroepsvereniging van specialisten die momenteel trouwens wordt voorgezeten door een Vlaamse oogarts. Het is inderdaad opmerkelijk dat er aan het begin van de studies opgeroepen wordt tot een bindende regelgeving, maar dat die tegelijk afgewezen wordt bij de organisatie van de praktijken.

Beste Vlaamse collega's, het zou toch geloofwaardiger zijn dat u zich rechtstreeks tot deze vereniging zou richten om de organisatie van de gezondheidszorg te verbeteren? Zou dat niet beter zijn dan vooruitziende Franstalige dokters (die ook kampen met een tekort aan huisartsen trouwens) te willen straffen omdat ze de vanaf de start verkeerd ingeschatte numerus clausus weigerden na te leven?

Maar het klopt inderdaad dat er gezondigd werd in het zuidelijke landsgedeelte. Die zonde is in de eerste plaats te wijten aan de zeer oneerlijke verdeling tussen huisartsen en specialisten. Het heeft lang geduurd voor de medische faculteiten zich hielden aan het quotum van 43% huisartsen dat bij koninklijk besluit werd bepaald. Zelfs nu nog blijkt uit de recentste praktijkstatistieken [5] (en dus niet de afstudeercijfers!!) dat de huisartsen minder dan 40% vertegenwoordigen.

Ga ik dan beweren dat de afvlakking aan Franstalige zijde uitsluitend ten koste moet gaan van de vorming van specialisten? Zo simpel is het niet. Er zijn ook 'kleinere' specialismen: geriatrie, spoedeisende geneeskunde, kinderpsychiatrie, enz. Moeten we dan alleen de oververtegenwoordigde specialismen in het zuiden uitvlakken? Ja, misschien. Maar eerst moet de zorg worden gereorganiseerd op basis van spreiding en subsidiariteit. Vervolgens moeten er vestigingsregels worden ingevoerd om het aanbod te optimaliseren (cf. plattelandshuisartsen en getroffen voorsteden, cf. ziekenhuisgeneeskunde en gynaecologie versus stadsgeneeskunde). Zodra deze grote problematiek is aangepakt, moeten de kranen van overbezette of niet optimaal benutte specialismen worden dichtgedraaid, maar dit moet geleidelijk gebeuren om geen nieuwe problemen te creëren die ernstiger zijn dan diegene die we willen oplossen.

Een vooroordeel ontkracht. Franstalige artsen zitten op hun luie krent, terwijl Vlaamse artsen zich uit de naad werken.

In de studie 'Women & menpower - planning in de huisartsgeneeskunde' [6] legden Vlaamse onderzoekers al een verschil in productiviteit tussen de 3 gewesten bloot. Ze rapporteerden In het noorden 6.250 [7] prestaties per jaar en in het zuiden 4.550. Aangezien de gerapporteerde werkuren vergelijkbaar waren, concludeerden de onderzoekers dat er sprake moest zijn van verschillende praktijken (gemiddelde duur van een raadpleging, ratio raadpleging/bezoek), geografische aspecten (gemiddelde afstand van de bezoeken), structureel verschillende epidemiologie, bv. meer COPD, meer hartziekten, armoede en immigratie, enz).

Deze studie toonde dus al aan dat er geen luie krenten zijn, wel verschillende sociaal-economische (en dus epidemiologische) praktijken en contexten. In de context van de geneeskunde op basis van een honorarium komen deze verschillende praktijken overeen met hogere inkomens voor de meest productieve artsen en het zou verkeerd zijn hierover te klagen.

Bij de forfaitaire praktijken [8] blijft de kloof bestaan, maar is deze uiterst klein: 15% minder patiënten per praktijk in het zuiden.

Voorlopige conclusies (net als de ramingen van de beschikbare artsen in het veld om patiënten comfortabel te ontvangen, comfortabel voor hen en voor ons ...)

Ik heb het elders al geschreven en ik zal het blijven herhalen: ik begrijp en deel het protest en de woede van de Vlaamse studenten [9] die zich niet konden inschrijven voor een studie geneeskunde wegens rekenfouten, die toen nog niet erg duidelijk waren. De planners konden de snelgroeiende wens van de jongere generatie naar een beter evenwicht tussen privé- en beroepsleven niet voorzien. Dit vurige verlangen dat enkel werd aangewakkerd door de vervrouwelijking van de beroepsbevolking - aangezien de jonge mannelijke artsen onmiddellijk meegingen in deze beweging - heeft geleid tot de behoefte aan twee of drie jonge artsen ter vervanging van een enkele oudere die met pensioen gaat. Zoals Prof. Jan De Maeseneer wijselijk schrijft, heeft de overvloed uit het verleden [10] geleid tot het tekort van vandaag, omdat te veel parameters samen een rol speelden en bijdroegen tot hetzelfde resultaat.

Laten we dus, in plaats van ons druk te maken over bijkomstigheden, samenwerken om ervoor te zorgen dat het aanbod van huisartsen wordt aangepast aan de groeiende behoeften; we kunnen niet vertrouwen op taakverschuiving (task shift), want wat we kunnen delen met eerstelijns praktijkverpleegkundigen, fysiotherapeuten, opvoeders, enz. zal ingepalmd worden door het subsidiariteitseffect met de uitbreiding van onze praktijken tot kinderen, gynaecologie, diabetici, enz. Het is in de gespecialiseerde geneeskunde dat ze met minder kunnen en moeten zijn. Bovendien zal de vorming van netwerken van ziekenhuizen waarschijnlijk al een negatief effect hebben op de behoefte aan specialisten in ziekenhuizen....

Maar dat is dan weer een ander verhaal ...

--------------------------------------

[1] Ik heb niet gezegd 'wettelijk', want ik denk dat deze quota wel wettelijk waren, maar legitimiteit is een complexere kwestie die de pertinentie van de wet in vraag stelt.

[2] Tien jaar numerus clausus: huidige situatie en toekomstige uitdagingen (Persbericht KCE, 18/01/2008).

[3] AZ West Veurne looft 15.000 euro uit voor wie kinderarts aanbrengt (VRT nws, 01/07/2022).

[4] De diensten van de FOD Volksgezondheid hebben opmerkelijk werk verricht, en momenteel worden al deze voorlopige correcties uitgevoerd om het aanbod te ramen. Er is nog steeds een leemte die zeer moeilijk te ontdekken valt zonder een grondige enquête bij de mensen in de praktijk. Dit zijn de huisartsen die in werkelijkheid geheel of gedeeltelijk een bijzondere activiteit uitoefenen: voeding, sportgeneeskunde, gezinsplanning, opvolging van drugsverslaafden, .... Deze artsen zijn niet of nauwelijks beschikbaar voor de algemene patiënt (echte algemene geneeskunde).

[5] RIZIV, CNPQ, 2018.

[6] Bogaert, De Maeseneer, Deprins & al.; 1999.

[7] Deze cijfers uit 1999 zijn gedaald, meer bepaald het aantal huisbezoeken is enorm afgenomen.

[8] 20% van het aanbod in Brussel en 10% in Luik!

[9] En hun ouders.

[10] Reëel, zoals onze collega David Simon onlangs benadrukte in een open brief.

U vraagt de Vlaamse regering om een belangenconflictprocedure op te starten tegen het wetsontwerp van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke dat de artsenquota voor de jaren 2027 en 2028 zou moeten bepalen.Dat doet u omdat u de Franstaligen verwijt de federale beslissingen die in het verleden in dit verband genomen werden niet te respecteren.Misschien is het nuttig de jongere generaties in het noordelijke landsgedeelte eraan te herinneren dat het de Vlaamse parlementariërs waren die culturele autonomie eisten om aldus te verhinderen dat Franstaligen zich zouden mengen in beslissingen die voor het Vlaamse grondgebied werden genomen. Het was net deze culturele autonomie die vervolgens de 'vrijheden' die in het zuiden werden genomen in de hand werkte.Maar laten we dit punt in de geschiedenis vergeten, de Franstaligen hebben de federale bepalingen niet nageleefd en dat verdient sancties...Alvorens echter te bepalen welke dat dan precies zou moeten zijn, is het misschien relevant een stap terug te doen en te analyseren welke redenen er achter deze ongehoorzaamheid zitten:Waren de destijds besliste quota legitiem [1] en aangepast?Het antwoord op de vraag naar de relevantie van de quota zal niet eenduidig zijn, maar uiterst genuanceerd, een nuance die wij ook graag zouden terugvinden in de eensluidende verklaringen van de Vlaamse artsen.Het KCE schreef hierover 18 januari 2008 (14 jaar geleden!!) het volgende [2]:"Na 10 jaar numerus clausus voor studenten geneeskunde maakt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de balans van het medisch aanbod in België op. Slechts 65% van de geregistreerde artsen is effectief praktiserend arts. De laatste jaren daalde het aantal praktiserende huisartsen met 7%, terwijl het aantal specialisten stabiel bleef. Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld terwijl het aantal nieuwe specialisten de quota overschrijdt. Het medisch beroep vervrouwelijkt en veroudert. De instroom van buitenlandse artsen neemt toe (12% van de nieuwe artsen). Het KCE pleit voor een beter onderbouwde planning van het medisch aanbod met op de eerste plaats een meer performante gegevensinzameling."Eerste vaststelling: Tien jaar na de wet tot beperking van het aantal artsen deden zich reeds tekorten voor in de algemene geneeskunde, terwijl het aantal specialisten in het algemeen op peil bleef. Vanwaar dit globale tekort (evenwicht gespecialiseerde artsen + tekort huisartsen = te weinig artsen)? Het antwoord bevindt zich in de tweede zin: slechts 65% van de geregistreerde artsen met een RIZIV-nummer heeft ook daadwerkelijk een praktijk. Van de 60.000 geregistreerde artsen in België hebben er 39.000 daadwerkelijk een praktijk. Een aanzienlijk aantal van hen werkt bovendien niet voltijds of beoefent een gemengde curatieve en extra-curatieve activiteit (preventieve geneeskunde, onderzoek, beroepsvertegenwoordiging, onderwijs, enz. [3]).Het KCE preciseerde in zijn persbericht: "Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld,vooral langs Vlaamse kant. Daarentegen overschrijdt het aantal nieuwe specialisten de quota met bijna 20% (19,5%) in beide Gemeenschappen, maar meer uitgesproken langs Franstalige kant."Na deze analyse van het KCE zouden we ons kunnen verbazen over het feit dat de Vlaamse huisartsen de regels bleven volgen, maar nu wel klagen over het slechte evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven, hoewel het KCE hier al 14 jaar geleden voor gewaarschuwd had.Tweede vaststelling: Uit de geactualiseerde gegevens blijkt dat 45% van de RIZIV-nummers in 2018 in de Franse gemeenschap (25% voor België) werd toegekend aan in het buitenland opgeleide artsen.Er wordt niets gezegd over preventieve geneeskunde (arbeidsgeneeskunde, ziekteverzekering, enz.) die ook met een tekort kampt.Er zijn in België bijna 14.000 praktiserende huisartsen, maar dat aantal vertegenwoordigt minder dan 10.000 FTE's. Bovendien is de geografische spreiding van de huisartsen niet optimaal: er zijn meer huisartsen in de buurt van de medische faculteiten (Brussel, Luik, ...) minder in de gedeïndustrialiseerde regio's (Charleroi, Borinage, ...) en afgelegen gebieden op het dunbevolkte platteland). Om de problematiek van deze geografische spreiding op te lossen, is een vestigingsbeleid nodig.Maar er is ook een probleem met de specialisten, met name door de zeer slechte organisatie van de specialistische zorg. Het is bijvoorbeeld moeilijk om kinderartsen in ziekenhuizen te vinden, terwijl er in de stad te veel kinderartsen zijn (AZ West Veurne heeft onlangs zelfs een beloning van 15.000 euro uitgeloofd voor iedereen die hen aan een nieuwe kinderarts kan helpen [4]). Zorgnet-Icuro had ook voorgesteld dat, om de (stads)kindergeneeskunde te kunnen beoefenen, de kinderartsen ook gedeeltelijk in ziekenhuizen zouden moeten werken en meer bepaald ook pediatrische wachtdiensten voor hun rekening nemen. Maar al deze regulerende maatregelen, die het onaantastbare liberalisme inperken, worden verworpen door de belangrijkste beroepsvereniging van specialisten die momenteel trouwens wordt voorgezeten door een Vlaamse oogarts. Het is inderdaad opmerkelijk dat er aan het begin van de studies opgeroepen wordt tot een bindende regelgeving, maar dat die tegelijk afgewezen wordt bij de organisatie van de praktijken.Beste Vlaamse collega's, het zou toch geloofwaardiger zijn dat u zich rechtstreeks tot deze vereniging zou richten om de organisatie van de gezondheidszorg te verbeteren? Zou dat niet beter zijn dan vooruitziende Franstalige dokters (die ook kampen met een tekort aan huisartsen trouwens) te willen straffen omdat ze de vanaf de start verkeerd ingeschatte numerus clausus weigerden na te leven?Maar het klopt inderdaad dat er gezondigd werd in het zuidelijke landsgedeelte. Die zonde is in de eerste plaats te wijten aan de zeer oneerlijke verdeling tussen huisartsen en specialisten. Het heeft lang geduurd voor de medische faculteiten zich hielden aan het quotum van 43% huisartsen dat bij koninklijk besluit werd bepaald. Zelfs nu nog blijkt uit de recentste praktijkstatistieken [5] (en dus niet de afstudeercijfers!!) dat de huisartsen minder dan 40% vertegenwoordigen.Ga ik dan beweren dat de afvlakking aan Franstalige zijde uitsluitend ten koste moet gaan van de vorming van specialisten? Zo simpel is het niet. Er zijn ook 'kleinere' specialismen: geriatrie, spoedeisende geneeskunde, kinderpsychiatrie, enz. Moeten we dan alleen de oververtegenwoordigde specialismen in het zuiden uitvlakken? Ja, misschien. Maar eerst moet de zorg worden gereorganiseerd op basis van spreiding en subsidiariteit. Vervolgens moeten er vestigingsregels worden ingevoerd om het aanbod te optimaliseren (cf. plattelandshuisartsen en getroffen voorsteden, cf. ziekenhuisgeneeskunde en gynaecologie versus stadsgeneeskunde). Zodra deze grote problematiek is aangepakt, moeten de kranen van overbezette of niet optimaal benutte specialismen worden dichtgedraaid, maar dit moet geleidelijk gebeuren om geen nieuwe problemen te creëren die ernstiger zijn dan diegene die we willen oplossen.In de studie 'Women & menpower - planning in de huisartsgeneeskunde' [6] legden Vlaamse onderzoekers al een verschil in productiviteit tussen de 3 gewesten bloot. Ze rapporteerden In het noorden 6.250 [7] prestaties per jaar en in het zuiden 4.550. Aangezien de gerapporteerde werkuren vergelijkbaar waren, concludeerden de onderzoekers dat er sprake moest zijn van verschillende praktijken (gemiddelde duur van een raadpleging, ratio raadpleging/bezoek), geografische aspecten (gemiddelde afstand van de bezoeken), structureel verschillende epidemiologie, bv. meer COPD, meer hartziekten, armoede en immigratie, enz). Deze studie toonde dus al aan dat er geen luie krenten zijn, wel verschillende sociaal-economische (en dus epidemiologische) praktijken en contexten. In de context van de geneeskunde op basis van een honorarium komen deze verschillende praktijken overeen met hogere inkomens voor de meest productieve artsen en het zou verkeerd zijn hierover te klagen.Bij de forfaitaire praktijken [8] blijft de kloof bestaan, maar is deze uiterst klein: 15% minder patiënten per praktijk in het zuiden.Voorlopige conclusies (net als de ramingen van de beschikbare artsen in het veld om patiënten comfortabel te ontvangen, comfortabel voor hen en voor ons ...)Ik heb het elders al geschreven en ik zal het blijven herhalen: ik begrijp en deel het protest en de woede van de Vlaamse studenten [9] die zich niet konden inschrijven voor een studie geneeskunde wegens rekenfouten, die toen nog niet erg duidelijk waren. De planners konden de snelgroeiende wens van de jongere generatie naar een beter evenwicht tussen privé- en beroepsleven niet voorzien. Dit vurige verlangen dat enkel werd aangewakkerd door de vervrouwelijking van de beroepsbevolking - aangezien de jonge mannelijke artsen onmiddellijk meegingen in deze beweging - heeft geleid tot de behoefte aan twee of drie jonge artsen ter vervanging van een enkele oudere die met pensioen gaat. Zoals Prof. Jan De Maeseneer wijselijk schrijft, heeft de overvloed uit het verleden [10] geleid tot het tekort van vandaag, omdat te veel parameters samen een rol speelden en bijdroegen tot hetzelfde resultaat.Laten we dus, in plaats van ons druk te maken over bijkomstigheden, samenwerken om ervoor te zorgen dat het aanbod van huisartsen wordt aangepast aan de groeiende behoeften; we kunnen niet vertrouwen op taakverschuiving (task shift), want wat we kunnen delen met eerstelijns praktijkverpleegkundigen, fysiotherapeuten, opvoeders, enz. zal ingepalmd worden door het subsidiariteitseffect met de uitbreiding van onze praktijken tot kinderen, gynaecologie, diabetici, enz. Het is in de gespecialiseerde geneeskunde dat ze met minder kunnen en moeten zijn. Bovendien zal de vorming van netwerken van ziekenhuizen waarschijnlijk al een negatief effect hebben op de behoefte aan specialisten in ziekenhuizen....Maar dat is dan weer een ander verhaal ...--------------------------------------[1] Ik heb niet gezegd 'wettelijk', want ik denk dat deze quota wel wettelijk waren, maar legitimiteit is een complexere kwestie die de pertinentie van de wet in vraag stelt. [2] Tien jaar numerus clausus: huidige situatie en toekomstige uitdagingen (Persbericht KCE, 18/01/2008).[3] AZ West Veurne looft 15.000 euro uit voor wie kinderarts aanbrengt (VRT nws, 01/07/2022).[4] De diensten van de FOD Volksgezondheid hebben opmerkelijk werk verricht, en momenteel worden al deze voorlopige correcties uitgevoerd om het aanbod te ramen. Er is nog steeds een leemte die zeer moeilijk te ontdekken valt zonder een grondige enquête bij de mensen in de praktijk. Dit zijn de huisartsen die in werkelijkheid geheel of gedeeltelijk een bijzondere activiteit uitoefenen: voeding, sportgeneeskunde, gezinsplanning, opvolging van drugsverslaafden, .... Deze artsen zijn niet of nauwelijks beschikbaar voor de algemene patiënt (echte algemene geneeskunde).[5] RIZIV, CNPQ, 2018.[6] Bogaert, De Maeseneer, Deprins & al.; 1999.[7] Deze cijfers uit 1999 zijn gedaald, meer bepaald het aantal huisbezoeken is enorm afgenomen.[8] 20% van het aanbod in Brussel en 10% in Luik![9] En hun ouders.[10] Reëel, zoals onze collega David Simon onlangs benadrukte in een open brief.