Twee nieuwe indicatoren moeten het overbodige gebruik en voorschrijven van protonpompinhibitoren (PPI), een groep maagzuurremmers, verminderen. Dit moet mogelijke nadelige effecten en de hoge kosten van onnodig langdurig gebruik van PPI tegengaan.
...
Het Staatsblad van 16 december publiceert indicatoren overeenkomstig artikel 73, § 3 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (GVU-wet). De indicatoren werden voorgesteld door de Nationale raad voor kwaliteitspromotie (NRKP) van het RIZIV en betreffen 'het voorschrijfgedrag van de artsen houder van het artsendiploma en de huisartsen voor protonpompinhibitoren (PPI)' (hierbij rijst de vraag welke andere personen dan artsen houder kunnen zijn van het artsendiploma...)De indicatoren zijn van toepassing vanaf 16 december.AchtergrondIn de voorbije jaren is het gebruik van PPI sterk gestegen. Onderzoek toonde aan dat een groot deel van dit gebruik plaatsvindt buiten de normale indicaties waarbij ook onnodige verhoogde doseringen worden toegediend, alsook een verlengde behandelingsduur wordt vastgesteld. Bovendien zijn er toenemende ongerustheden over mogelijke nadelige effecten en de hoge kosten die gepaard gaan met onnodig langdurig gebruik van PPI. Een meer verantwoord voorschrijfgedrag is dan ook noodzakelijk. De PPI werden ondergebracht in "hoofdstuk II" van de lijst van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten: ze zijn vergoedbaar zonder voorafgaandelijke machtiging van de adviserend arts, maar er is wel een a posteriori controle mogelijk.DrempelwaardenDe Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) van het RIZIV moet drempelwaarden vastleggen. Bij het gelijktijdig en herhaald overschrijden van de twee drempelwaarden, kan de voorschrijver door de DGEC uitgenodigd worden om toelichting te geven.IndicatorenDe indicatoren worden alleen bepaald bij voorschrijvers die minimaal aan 20 verschillende patiënten per kalenderjaar een voorschrift voor PPI hebben afgeleverd.De waarde van elke indicator wordt berekend per kalenderjaar met de gegevens over de voorschrijver die beschikbaar zijn in de Farmanet-databank (artikel 165 GVU-wet, enkel en alleen de farmaceutische specialiteiten die zijn afgeleverd in de open officina en die door de ziekteverzekering zijn terugbetaald).Dit houdt onder meer in dat er geen informatie beschikbaar is met betrekking tot de indicatie voor het voorschrift of over de eventuele comorbiditeit die aanwezig is bij de patiënt.Farmanet dekt de afleveringen in de open officina, die door het RIZIV zijn terugbetaald. Zijn dus niet inbegrepen: de geneesmiddelen die in het ziekenhuis worden afgeleverd en de geneesmiddelen die worden afgeleverd door een open officina zonder tegemoetkoming van het RIZIV.De indicatoren worden alleen bepaald voor de artsen voorschrijvers met de bevoegdheidscodes 000, 001, 002, 003, 004, 005, 006, 008 en 009.De indicatoren zijn alleen van toepassing op de PPI uit het "hoofdstuk II" van de lijst van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten. Eventuele magistrale bereidingen van PPI worden niet meegenomen voor de bepaling van deze indicatoren.De indicatoren verwijzen enkel naar de farmaceutische specialiteiten die op voorschrift zijn terugbetaald door de ziekteverzekering. Met de huidig beschikbare gegevensbronnen is het niet mogelijk om de afgeleverde farmaceutische specialiteiten na te gaan die niet door de ziekteverzekering zijn terugbetaald.Eerst sensibiliserenHet RIZIV laat weten dat de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) eerstdaags een sensibiliseringsbrief naar de betrokken artsen zal sturen over de naleving van deze indicatoren.Binnen de zes maanden na de publicatie zal de DGEC een brief met individuele feedback verzenden naar de huisartsen die minimaal aan 20 verschillende patiënten per kalenderjaar een PPI hebben voorgeschreven in de voorbije 5 jaar, vóór de publicatie van de indicatoren dus. Met deze feedback kunnen zij zich situeren ten opzichte van de indicatoren en de andere huisartsen. Zo kunnen ze indien nodig hun voorschrijfgedrag aanpassen.De naleving van de indicatoren wordt jaarlijks geëvalueerd, van zodra de gegevens van een volledig kalenderjaar na de publicatie van de indicatoren beschikbaar zijn. Elke voorschrijver krijgt dus jaarlijks zijn individuele feedback aangeleverd. Bij de gelijktijdige en herhaalde overschrijding van de vastgestelde drempelwaarden van de twee indicatoren kan de DGEC de zorgverlener vragen om zich te verantwoorden. Dat zal dus pas gebeuren nadat de gegevens van 2025 en 2026 verwerkt zijn.Zoals het woord 'indicator' al aangeeft, is het geen absolute norm, benadrukt het RIZIV. "Er is uiteraard ruimte voor individuele verantwoording bij een overschrijding van de drempelwaarden. De indicatoren bieden zorgverleners de mogelijkheid om eventuele afwijkingen te motiveren, rekening houdend met hun specifieke situatie én alleen als de DGEC dat vraagt. Een afwijking van een indicator leidt dus niet automatisch tot een maatregel."Van eventuele maatregelen kan ook pas sprake kan zijn na het doorlopen van het volledige proces van evaluatie (ten vroegste vanaf juli 2027) en na de tijd die het proces van verantwoording neemt.