Recent las ik een interview met de afscheidnemende CEO Prof. Robberecht van UZ Leuven. Leuven is het grootste ziekenhuis van het land. Dan moet de ex-CEO wel één en ander te vertellen hebben hoe we de aanstormende zorgcrisis zouden kunnen aanpakken. Na het lezen van het interview sloeg ik ietwat ontgoocheld de krant weer dicht.

De reden is eenvoudig : niets van wat in dat interview gezegd of voorgesteld werd, is niet al eerder geopperd als mogelijke oplossing voor de vergrijzing en de stijgende kosten van de gezondheidszorg. Wat me vooral bijbleef, was zijn voorstel om van onze geneeskunde een 'opdrachtgeneeskunde' te maken. We moeten weg van de prestatiebetaling. We moeten weg van te vertrekken van het aanbod aan mogelijkheden binnen de zorg. We moeten daarentegen vertrekken van de zorgvraag.

Ik weet niet in welke wereld prof. Robberecht vertoeft, maar wat hij voorstelt is niks nieuws. Is al tot in den treure aangekaart, onderzocht, beargumenteerd. Het enige nieuwe wat ik las, was de term 'opdrachtgeneeskunde'. Voorwaar een mooie uitvinding. Het lijkt wel een nationale sport te worden om woorden uit te vinden die enkel uitblinken in spitsvondigheid, maar die niks wezenlijks toevoegen aan het breder verhaal.

Ik probeer samen te vatten wat Prof. Robberecht daaronder verstaat. Het woord zegt het zelf: we moeten ons opdrachten stellen. We moeten eerst becijferen hoeveel diabetici er zijn, hoeveel mensen met hypertensie er zijn, hoeveel potentieel nieuwe heupen we nodig hebben, enzovoort... Van daaruit moeten we dan de zorg organiseren. Dus vanuit de noden vertrekken, niet vanuit het aanbod.

Waarschijnlijk vloeit daaruit voort dat er dan per pathologie budgetten worden voorzien door de overheid, waarmee de zorgverlener aan de slag kan - een soort van enveloppegeneeskunde. Zoals ik al meer dan 10 jaar schrijf, creëert in ons systeem het aanbod de vraag, terwijl het eigenlijk omgekeerd zou moeten zijn. Hoe meer hartcentra, hoe meer hartonderzoeken. Hoe meer poliklinieken, hoe meer consultaties. We maken best ook de kanttekening hoeveel van die raadplegingen daadwerkelijk nodig en zinvol waren, en hoeveel er eigenlijk overbodig waren.

Terug naar de filosofie van Robberecht. We moeten dus meer denken op populatieniveau, en ons minder laten leiden door het patiëntenniveau. Kijken welke kankers, welke cardiovasculaire aandoeningen, welke luchtwegaandoeningen, welke gynaecologische pathologieën het meest prevalent zijn, en daar de middelen voor alloceren. Waarbij dan spontaan de vraag rijst wat te doen met zeldzame entiteiten.

Zelden debatteert iemand mee die nog voltijds aan de slag is als huisarts

Prof. Robberecht overschouwt vanuit zijn toren in het UZ Leuven het zorglandschap. Hij zal ongetwijfeld heel wat ervaring hebben opgebouwd in de ziekenhuissetting. Hij zal zeker de pijnpunten kennen. Hij heeft wat men noemt, een helikoptervisie.

Toch mis ik iets in zijn betoog. Wat met de eerste lijn? De lijn die meer dan 90% van de gezondheidsproblemen oplost en zonder wie geen performante tweede en derde lijn mogelijk is?

Ik hoor hem alleen spreken over een eerstelijnsvehikel, waarbinnen alle actoren liefst met elkaar samenwerken. Wil hij suggereren dat we moeten evolueren naar eerstelijnsklinieken? Laat hij nog ruimte voor kleinschaligheid? Erkent hij nog de meerwaarde van het echt kennen en begrijpen van een individuele patiënt? Of ziet hij het zorglandschap het liefst evolueren naar mastodonten van eerstelijnshuizen die gelieerd zijn aan perifere en universitaire klinieken?

Elke visie vertrekt vanuit een context. In zijn geval een ziekenhuiscontext. Dat valt nog te begrijpen vanuit zijn vorige functie, maar biedt geen antwoorden op de plaats van de eerstelijn in dat verhaal.

Het valt me op dat in veel debatten over de toekomst van de gezondheidszorg, er heel weinig gezaghebbende actoren uit de eerstelijn of praktiserende huisartsen te velde, naar hun visie gevraagd wordt.

Ik zie telkens hetzelfde stramien : een moderator, een ziekenhuisdirecteur, een professor uit één of ander specialisme, een medewerker zorgbeleid van VOKA, een kabinetsadviseur van de bevoegde minister, een leidinggevende van een farmabedrijf, een ziekenfondsafgevaardigde. En dat is het zowat.

Zelden debatteert iemand mee die nog voltijds aan de slag is als huisarts. Want dat ras is met uitsterven bedreigd. Alsof de mensen van het terrein geen waardevolle bijdrage zouden kunnen leveren in het toekomstverhaal.

De fameuze 'opdrachtgeneeskunde' waarover Prof. Robberecht spreekt, is helemaal geen nieuw idee. Het is een methode om, middels enveloppegeneeskunde, de kosten onder controle te krijgen. Oude voorstellen oprakelen en verpakken in nieuwe terminologie, het is een beproefde methode om prikkelend en intellectueel op te vallen.

Recent las ik een interview met de afscheidnemende CEO Prof. Robberecht van UZ Leuven. Leuven is het grootste ziekenhuis van het land. Dan moet de ex-CEO wel één en ander te vertellen hebben hoe we de aanstormende zorgcrisis zouden kunnen aanpakken. Na het lezen van het interview sloeg ik ietwat ontgoocheld de krant weer dicht.De reden is eenvoudig : niets van wat in dat interview gezegd of voorgesteld werd, is niet al eerder geopperd als mogelijke oplossing voor de vergrijzing en de stijgende kosten van de gezondheidszorg. Wat me vooral bijbleef, was zijn voorstel om van onze geneeskunde een 'opdrachtgeneeskunde' te maken. We moeten weg van de prestatiebetaling. We moeten weg van te vertrekken van het aanbod aan mogelijkheden binnen de zorg. We moeten daarentegen vertrekken van de zorgvraag.Ik weet niet in welke wereld prof. Robberecht vertoeft, maar wat hij voorstelt is niks nieuws. Is al tot in den treure aangekaart, onderzocht, beargumenteerd. Het enige nieuwe wat ik las, was de term 'opdrachtgeneeskunde'. Voorwaar een mooie uitvinding. Het lijkt wel een nationale sport te worden om woorden uit te vinden die enkel uitblinken in spitsvondigheid, maar die niks wezenlijks toevoegen aan het breder verhaal.Ik probeer samen te vatten wat Prof. Robberecht daaronder verstaat. Het woord zegt het zelf: we moeten ons opdrachten stellen. We moeten eerst becijferen hoeveel diabetici er zijn, hoeveel mensen met hypertensie er zijn, hoeveel potentieel nieuwe heupen we nodig hebben, enzovoort... Van daaruit moeten we dan de zorg organiseren. Dus vanuit de noden vertrekken, niet vanuit het aanbod. Waarschijnlijk vloeit daaruit voort dat er dan per pathologie budgetten worden voorzien door de overheid, waarmee de zorgverlener aan de slag kan - een soort van enveloppegeneeskunde. Zoals ik al meer dan 10 jaar schrijf, creëert in ons systeem het aanbod de vraag, terwijl het eigenlijk omgekeerd zou moeten zijn. Hoe meer hartcentra, hoe meer hartonderzoeken. Hoe meer poliklinieken, hoe meer consultaties. We maken best ook de kanttekening hoeveel van die raadplegingen daadwerkelijk nodig en zinvol waren, en hoeveel er eigenlijk overbodig waren.Terug naar de filosofie van Robberecht. We moeten dus meer denken op populatieniveau, en ons minder laten leiden door het patiëntenniveau. Kijken welke kankers, welke cardiovasculaire aandoeningen, welke luchtwegaandoeningen, welke gynaecologische pathologieën het meest prevalent zijn, en daar de middelen voor alloceren. Waarbij dan spontaan de vraag rijst wat te doen met zeldzame entiteiten. Prof. Robberecht overschouwt vanuit zijn toren in het UZ Leuven het zorglandschap. Hij zal ongetwijfeld heel wat ervaring hebben opgebouwd in de ziekenhuissetting. Hij zal zeker de pijnpunten kennen. Hij heeft wat men noemt, een helikoptervisie. Toch mis ik iets in zijn betoog. Wat met de eerste lijn? De lijn die meer dan 90% van de gezondheidsproblemen oplost en zonder wie geen performante tweede en derde lijn mogelijk is?Ik hoor hem alleen spreken over een eerstelijnsvehikel, waarbinnen alle actoren liefst met elkaar samenwerken. Wil hij suggereren dat we moeten evolueren naar eerstelijnsklinieken? Laat hij nog ruimte voor kleinschaligheid? Erkent hij nog de meerwaarde van het echt kennen en begrijpen van een individuele patiënt? Of ziet hij het zorglandschap het liefst evolueren naar mastodonten van eerstelijnshuizen die gelieerd zijn aan perifere en universitaire klinieken?Elke visie vertrekt vanuit een context. In zijn geval een ziekenhuiscontext. Dat valt nog te begrijpen vanuit zijn vorige functie, maar biedt geen antwoorden op de plaats van de eerstelijn in dat verhaal.Het valt me op dat in veel debatten over de toekomst van de gezondheidszorg, er heel weinig gezaghebbende actoren uit de eerstelijn of praktiserende huisartsen te velde, naar hun visie gevraagd wordt.Ik zie telkens hetzelfde stramien : een moderator, een ziekenhuisdirecteur, een professor uit één of ander specialisme, een medewerker zorgbeleid van VOKA, een kabinetsadviseur van de bevoegde minister, een leidinggevende van een farmabedrijf, een ziekenfondsafgevaardigde. En dat is het zowat. Zelden debatteert iemand mee die nog voltijds aan de slag is als huisarts. Want dat ras is met uitsterven bedreigd. Alsof de mensen van het terrein geen waardevolle bijdrage zouden kunnen leveren in het toekomstverhaal.De fameuze 'opdrachtgeneeskunde' waarover Prof. Robberecht spreekt, is helemaal geen nieuw idee. Het is een methode om, middels enveloppegeneeskunde, de kosten onder controle te krijgen. Oude voorstellen oprakelen en verpakken in nieuwe terminologie, het is een beproefde methode om prikkelend en intellectueel op te vallen.