De 37-jarige huisarts Hakki Demirkapu uit Schaarbeek is een duizendpoot: praktijkopleider, voormalig bestuurder en secretaris van de Brusselse huisartsenkring, ex-gastprofessor aan de Erasmus Hogeschool, stagecoördinator voor haio's, intercultureel lector, organisator van medische missies in Afrika ... en last but not least onvermoeibaar ijveraar voor meer begrip tussen artsen en oudere migranten.
...
Een Gentenaar die voor geneeskunde uitwijkt naar de VUB? Hakki Demirkapu lacht. Als het aan papa gelegen had, dan was de 37-jarige stroppendrager van bij 't Rabot nu de Gentse koning van de köfte, börek en baklava! Hakki's vader heeft zijn wortels in het iconische Emirdag. Met hard werken verwierf hij een stuk of zes cafés en restaurants in de Leiestad. Weekends of vakantie kende de jonge Hakki niet: elk vrij moment draaide hij mee in de business. " Mijn opvolger, dacht Papa", maar Hakki had andere plannen: al op zijn tiende wilde hij dokter worden! In Gent blijven was uitgesloten. Na Wiskunde-Wetenschappen in het atheneum op de Voskenslaan vluchtte de jonge Gentenaar naar de hoofdstad. Na het basiscurriculum bent u tot huisarts opgeleid in Medikuregem. Waar werkt u tegenwoordig?In 2013 richtte ik MediSina vzw op, een gezondheidscentrum in Schaarbeek. Als zoon van een ondernemer zag ik het meteen groot: samen met een collega kocht ik een gebouw van 300 vierkante meter. In Brussel is niet alleen een goede beheersing van het Nederlands een enorm voordeel, maar gezien de aanwezigheid van expats ook van het Engels. We zitten niet ver van de Europese wijk en ik spreek vlot vier talen, waarbij natuurlijk ook het Turks voor extra patiënten zorgt. We zijn begonnen met vijf onderzoekskamers en hebben na enkele jaren het gebouw ernaast gehuurd, waardoor de ruimte voor onderzoeken nog eens verdubbelde.Bij MediSina werken we uitgesproken multidisciplinair, met kinesitherapeuten, psychologen, diëtisten, verpleegkundigen... De tandartsen spelen een belangrijke rol in de preventie, vooral bij kinderen. Onze huisartsen werken forfaitair, de specialisten zijn geconventioneerd, dat is een voorwaarde om hier raadplegingen te mogen doen. Zelf werk ik drie dagen in de week als huisarts. Twee dagen per week ben ik aan de VUB in het kader van mijn doctoraatsonderzoek. Daarnaast ben ik bij het ICHO staco, stagecoördinator.In Brussel zijn er te weinig Nederlandstalige artsen, je wordt vermoedelijk gauw bekend, maar u hebt wellicht nog andere troeven?Inderdaad. Mijn specialiteit is cultuursensitieve zorg verlenen, of meer algemeen: zorg geven aan mensen met een andere etnische, religieuze of culturele achtergrond. Ik geef veel lezingen in ziekenhuizen en verzorg opleidingen over het omgaan met dergelijke mensen. Die zijn niet altijd tevreden over de zorg of over de attitude van de zorgverleners. In dat vakgebied doe ik ook onderzoek, ik publiceer er geregeld over. Ligt uw doctoraat in het verlengde daarvan?Dat gaat over vroegtijdige zorgplanning bij etnische minderheden. Bij een eerder doctoraatsonderzoek aan de VUB hadden we opgemerkt dat er op de afdeling intensieve zorg veel misverstanden bestaan tussen zorgverleners en patiënten met een andere achtergrond. Een voorbeeld. Een patiënt is niet meer te redden, hij wordt nog in leven gehouden met een hart-longmachine, maar de mantelzorgers verzetten zich ertegen dat hij van de machines wordt afgekoppeld. Niemand weet wat die patiënt zelf had gewenst. Er bestaan daaromtrent allerhande vooroordelen, bijvoorbeeld de overtuiging dat die ouderen hun lot sowieso in de handen van hun kinderen willen leggen, of zelfs van God. Uit een van mijn studies blijkt dat zij wel degelijk zelf over hun lot willen beslissen! Ik onderzoek of zij open staan voor een gesprek met hun arts over zorgplanning, en met de familie over hun keuzes in verband met het levenseinde. Meer concreet heb ik voor het eerste deel van mijn doctoraat een groep ouderen van Turkse afkomst daarover geïnterviewd. Een tweede studie gaat over Turkse ouderen in de context van palliatieve zorg. Een derde studie betreft Marokkaanse ouderen, een vierde Marokkaanse ouderen in een palliatieve context. De vijfde studie ten slotte gaat over hoe mantelzorgers denken over voorafgaande zorgplanning. (Lees verder onder de foto.)Waar vindt u die patiënten?Dat gaat altijd via collega's. Ik was acht jaar lang actief in de Brusselse huisartsenvereniging en ken daardoor de meeste Nederlandstalige huisartsen in Brussel. Veel oudere Turkse of Marokkaanse patiënten spreken niet of nauwelijks Nederlands of Frans. Velen zijn ongeletterd. Met de mantelzorgers, vaak kinderen, spreek ik meestal een van beide landstalen. De interviews in het Turks doe ik zelf, voor de Marokkaanse patiënten heb ik twee haio's met Marokkaanse roots. Het is belangrijk dat alles in de moedertaal van de patiënt gebeurt, om zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over hun ideeën en motieven. Ze zijn dan beter op hun gemak en laten hun emoties de vrije loop. Patiënten die ik voordien niet eens kende, begonnen tijdens hun verhaal soms spontaan te huilen. Wat motiveert u om die studie te ondernemen?Hier in België moeten wij echt nog leren hoe we moeten omgaan met dergelijke ouderen. Het is frustrerend om te horen dat patiënten soms naar het land van herkomst gaan voor een tweede advies, niet omdat de geneeskunde daar beter is, maar omdat ze het gevoel hebben niet te worden begrepen. Daar wil ik iets aan doen. Ik probeer iets goeds achter te laten van mijn passage in deze wereld. Het is wel zwaar. Ik zou gewoon in mijn praktijk kunnen zitten en van vrije weekends genieten als ik niet van wacht ben. Nu moet ik constant werken, lezen, schrijven, analyseren... dag en nacht, en zaterdag en zondag ook. In uw cv lees ik dat voorzitter van de inrichtende macht van de Lucernacolleges bent. Hebben we hier te maken met een aanhanger van Gülen? En past dat ook in die motivering?Je zou mij inderdaad een sympathisant kunnen noemen. Waarom? Ik heb die mensen leren kennen tijdens mijn middelbare school. Later als student begeleidde ik leerlingen van de Lucernacolleges, ik zag dat als een opstapje voor die kinderen.Studeren stond bij de meesten aanvankelijk niet vooraan, hun ouders zagen er het belang niet van in. De Lucernacolleges gingen daartegenin, ze benadrukten het belang van goed onderwijs. De zes of zeven kinderen die mij toegewezen waren, hielp ik elke week met hun huistaken. Tegelijk liet ik hun zien hoe voornaam een goede opleiding is, niet alleen voor zichzelf maar ook om hen in staat te stellen een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Ik kan daar mooie verhalen over vertellen.Van kinderen die er aanvankelijk van uitgingen dat ze gewoon de pizzazaak van hun ouders zouden overnemen, kreeg ik aan het einde van het schooljaar te horen dat ze verder wilden studeren, dat ze wilden worden zoals ik! Als je dan ziet hoe die doorstromen naar de hogeschool, naar de universiteit, hoe ze een diploma halen, dat doet ontzettend veel deugd. Die betrokkenheid heb ik later voortgezet, eerst als ondervoorzitter, daarna als voorzitter. Kreeg u door dat engagement geen problemen met een deel van de Turkse diaspora?De Gülengemeenschap doet veel mooie dingen, ook internationaal, maar in deze tijden is het niet gemakkelijk om ze te steunen. In de Turkse populatie worden ze scheef bekeken, omdat die er via de satelliettelevisie dag en nacht de propaganda van Erdo?an in krijgen geramd. De eerste twee jaar na die zogenaamde staatsgreep verloren we veel leerlingen. Nadien zijn er opnieuw veel bijgekomen, we zitten opnieuw aan een volledige bezetting! Zelfs leerlingen die eerst weggehaald waren, kwamen vaak terug: hun ouders zagen duidelijk het kwaliteitsverschil met andere scholen. Onze opleiders zijn immers niet alleen met de studie van hun pupillen begaan, maar proberen er ook goede, verantwoordelijke burgers van te maken.(Lees verder onder de foto.)Door het verdwijnen van een deel van de leerlingen is er ruimte gekomen voor kinderen met een andere achtergrond, daardoor is onze leerlingenpopulatie diverser geworden. Sommigen zien ons nog steeds als een 'Turkse' school, maar dat is niet langer het geval. Er zijn vandaag zelfs enkele leerlingen met een volledig Vlaamse achtergrond. Ook de Derde Wereld laat u niet onberoerd, lees ik. Elk jaar ga ik naar Afrika met de vereniging Time to Help Belgium, die eveneens gevestigd is in Schaarbeek.Wij vormen een groep van artsen en andere hulpverleners en zetten projecten op in Kenia, in Oeganda. Vier dagen lang screenen we de mensen daar op allerhande ziekten, brandwonden, infecties... We hebben afspraken met lokale ziekenhuizen, waar geselecteerde patiënten kunnen worden behandeld door onze specialisten. De vrijwilligers concentreren zich ondertussen op de dagelijkse behoeften van de bevolking, zoals kleding, voedsel... Het is een heel divers team, heel Brussels eigenlijk! (lacht) Dat alles doen we in nauwe samenwerking met hulpverleners ter plaatse, die ons vooraf vertrouwd maken met de situatie daar en met de grootste gezondheidsproblemen. Die hulp is onmisbaar. Onlangs ging ik op verkenning in Zanzibar, waar ik jammer genoeg moest vaststellen dat ze nog niet klaar waren voor ons project. Hebt u eigenlijk nog een privéleven?(lacht) Ja, hoor! In Brussel heb ik mijn echtgenote leren kennen, een juriste uit Anderlecht met een praktijk als advocaat. Ze is van huis uit Franstalig, maar wonen doen we tegenwoordig in Dilbeek, waar Vlamingen thuis zijn. (lacht) In november vorig jaar is Halit Enis geboren, onze zoon. Mijn vrouw heeft de tweede voornaam gekozen, ik de eerste. Terwijl we praten, is de ramadan volop bezig. Hoe gaat u daarmee om?Ik pas mijn agenda aan. Meestal begin ik om elf uur en werk ik 's avonds door tot een uur of acht. Ik krijg veel uitnodigingen voor de iftar, zowel van de familie in Gent als van vrienden, collega's en andere bekenden hier in Brussel. Volgende week ben ik elke dag ergens anders. Ik mag dan al uit Gent komen, ik voel me volledig Brusselaar. Je hebt hier de Matongewijk, in Molenbeek ben je in Marokko, in Schaarbeek onder de Turken ... Er is zoveel diversiteit, dat is echt geweldig. Dank voor dit leuke en hartverwarmende gesprek! Wat moeten we er vooral uit onthouden?Die eerste generatie immigranten heeft zich opgeofferd voor ons. Ze hebben geen mooi leven gehad, de mannen werkten in de mijn of de fabriek, de vrouwen waren altijd thuis, buiten hun perimeter van hooguit enkele kilometers wisten ze niets, kenden ze niets, ook niet de prachtige parken die maar vijf of tien minuten lopen van hun huis liggen. Met mijn project hoop ik hun levenseinde toch nog wat mooier te maken. Tegelijk wil ik de collega's leren hoe ze daarbij kunnen helpen.