November en december komen eraan: dat is voor kinderafdelingen in ziekenhuizen het piekseizoen. Het Kenniscentrum publiceerde onlangs een studie van het pediatrische ziekenhuislandschap, met ook aandacht voor dit fenomeen.
...
Veruit de meeste ziekenhuizen in België hebben een dienst pediatrie: 91 ziekenhuizen runnen in totaal 99 kinderafdelingen, enkele op verschillende locaties. Maar het leeuwenaandeel van die pediatrische diensten is klein. De mediaan voor België is 20 erkende bedden per ziekenhuislocatie - er zijn geen grote verschillen tussen de regio's. De grootste dienst pediatrie telt 118 erkende bedden. Over het hele jaar bedraagt de bezettingsgraad van het aantal erkende bedden in België net niet de helft (48,8%). Maar dat varieert sterk naargelang de periode van het jaar. In de seizoenspiek bedraagt de nationaal gemiddelde bezettingsgraad 65%. En in de verdere wintermaanden 55,2%. Ook dat camoufleert grote verschillen tussen de ziekenhuizen. Sommige rapporteren een bezettingsgraad van meer dan 100% - maar een aantal haalt ook tijdens het piekseizoen maar een bezettingsgraad van nog niet de helft. Om het probleem in kaart te brengen, organiseerde het KCE voor zijn rapport een enquête in 2019 - dat was het jaar vóór de covidcrisis dus. Van de ziekenhuizen die antwoordden, meldden 80% grote problemen met de seizoenspiek. Zowel ziekenhuizen met grote als met kleine afdelingen deden dat. Maar ziekenhuizen met kleine kinderafdelingen kampen wel met andere problemen dan ziekenhuizen met grote. Vooral die laatste hebben blijkbaar onvoldoende beddencapaciteit - dat is dan waarschijnlijk in de subafdeling die kinderen met een RSV-infectie tijdens de seizoenspiek opvangt. Een tekort aan verpleegkundig personeel op de dienst pediatrie en in de spoed was ook vóór de covidcrisis een algemeen probleem. Kleine ziekenhuizen hebben in het piekseizoen soms een acuut tekort aan oproepbare kinderartsen. Ziekenhuizen gebruiken uiteenlopende strategieën om het hoofd te bieden aan de seizoenspiek. Veelal worden kinderen verplaatst naar een andere afdeling - oudere kinderen worden bijvoorbeeld in een afdeling voor volwassenen gelegd. Of er worden bedden in de kraamkliniek, het dagverblijf en de spoeddienst aangesproken. Er wordt daarnaast een beroep gedaan op personeel van andere diensten of mobiele diensten - al is personeel dat gewoon is om voor zieke kinderen te zorgen niet zo dik gezaaid. Deeltijds personeel wordt gevraagd voltijds te werken. Men trekt dure uitzendkrachten aan. De rigide sociale wetgeving zorgt voor obstakels - het plafond op het aantal uren dat verpleegkundig personeel mag werken, bijvoorbeeld. Het blijkt moeilijk om meer flexibele dienstroosters te hanteren, waarbij verpleegkundigen wat minder werken in de zomer en wat meer tijdens de drukke maanden. Vaak moet personeel nog de laatste vakantiedagen opnemen net voor het eind van het jaar. De piekbelasting valt ook in een periode dat er meer uitval is van personeel. Een betere triage van patiëntjes door huisartsenposten en spoeddienst zou ook wat druk van de ketel kunnen halen, maar dat vraagt investering in opleiding. Meer observatie-eenheden met kortverblijf is ook een mogelijkheid. Voor een hervorming van het pediatrische landschap is er maar weinig enthousiasme. Als puntje bij paaltje komt, vinden woordvoerders van kleine afdelingen dat er een groter aanbod van kleine afdelingen moet komen, en die van grote afdelingen dat er minder pediatrische diensten moeten komen maar wel grotere. Het KCE ziet veel mogelijkheden in de netwerkvorming van ziekenhuizen. De locoregionale ziekenhuisnetwerken zijn voor het Kenniscentrum de geijkte structuren om zowel het probleem van een opschaling van de diensten pediatrie als dat van het piekseizoen aan te pakken. Ziekenhuizen maken nu maar beperkt gebruik van de mogelijkheid om kinderen tijdens het piekseizoen te verplaatsen naar andere ziekenhuizen. Het argument dat men kinderen tijdens het RSV-seizoen niet kan transfereren naar een andere instelling in het netwerk omdat alle ziekenhuizen dan met een piek kampen, relativeert het Kenniscentrum sterk. In de meeste ziekenhuisnetwerken blijkt er wel nog reservecapaciteit - ook in de maanden november en december - te bestaan. Het netwerk, als het over voldoende slagkracht beschikt, kan de mobiliteit van personeel beter organiseren, gespecialiseerde zorg centraliseren, wachtdiensten en de spoedgevallen beter organiseren, en gemeenschappelijke protocollen opstellen. Elk netwerk zou over een dashboard moeten beschikken dat op elk moment de openstaande capaciteit in de kinderafdelingen kan weergeven. Een mogelijkheid om tijdens het piekseizoen bedden vrij te maken, is om kinderen vroeger te ontslaan uit het ziekenhuis en een beroep te doen op ambulante zorg. Een probleem is evenwel dat de ambulante zorg voor typische 'ziekenhuispathologie' in ons land nog in de kinderschoenen staat. Ook daar gaat het KCE-rapport over. Nu verloopt de overdracht vrij geïmproviseerd: tijdens de piekperiode is er te weinig tijd om dat op een beetje gestructureerde manier op te zetten. Uit een en ander blijkt, zo stipt het KCE nog aan, dat wanneer er een vaccin tegen RSV komt, dat grote gevolgen zal hebben voor het pediatrische ziekenhuislandschap.