Er kan maar sprake zijn van een concreet vergoedingsbeleid indien een ziekenhuis of andere zorgvoorziening de stelling onderschrijft dat bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat een vergoeding ontvangen. Het gaat uiteraard over de niet-professionele of niet-uitvoerende bestuurders.

De eerste vraag is dan ook of het vergoeden van bestuurders kan gelegitimeerd worden. Het opnemen van een bestuursfunctie in de social profit sector in het algemeen en in een zorgvoorziening in het bijzonder, is zo complex en veeleisend geworden en gaat gepaard met een steeds groeiende verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid dat een correcte bestuurdersvergoeding zeker te verantwoorden valt. De ziekenhuiswet laat over de verantwoordelijkheid geen twijfel bestaan. Deze wet stelt expliciet dat de algemene en uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de ziekenhuisactiviteiten op het vlak van organisatie, de werking alsook op het financieel vlak bij de bestuurder ligt.

Vandaag vraagt een bestuursmandaat een grote gedegen en gedreven inzet. Het gaat dan niet alleen over de inzet in de vergaderingen van de raad van bestuur, maar ook over de voorbereiding ervan, de opvolging van wetgeving, reglementering, evoluties in de sector en vaak ook de participatie aan een of meer comités. Vandaag stellen dat bestuurswerk in gezondheids- en welzijnsvoorzieningen mogelijk is via spookvergaderingen, staat gelijk met de bewering dat Mars kampt met een overbevolking.

Veel bestuurders nemen hun mandaat op vanuit een groot sociaal engagement om alzo de missie van de voorziening mee te helpen realiseren. We kennen allemaal wel de uitspraak "If you pay peanuts (or nothing), you get monkeys". Voor bestuurders binnen de social profitsector zou ik dat citaat toch wel met de nodige omzichtigheid willen hanteren als we zien hoeveel bestuurders zich inzetten in tal van voorzieningen tegen een relatief bescheiden vergoeding. Het komt ook voor dat bestuurders uitdrukkelijk verzaken aan een vergoeding of die toewijzen aan een goed doel. De vergoeding zou nooit de drijfveer mogen zijn voor het aanvaarden of nastreven van een bestuursmandaat.

Indien een ziekenhuis of andere zorgvoorziening vindt dat bestuurders recht hebben op een vergoeding, stellen zich een aantal vragen inzake de grootte, toekenningsmodaliteiten, controle,... Al die elementen maken deel uit van het vergoedingsbeleid voor bestuurders. Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, werkte in samenwerking met diverse instanties (Unizo, Verso, Vlaams Welzijnsverbond, Zorgnet-Icuro, Koning Boudewijnstichting,...) eind vorig jaar een relevante en praktisch bruikbare set uit van 33 aanbevelingen over goed bestuur in zorg- en welzijnsorganisaties. Aanbeveling 20 gaat specifiek over de vergoeding voor bestuurders en luidt als volgt: "De algemene vergadering bepaalt of er aan de bestuurders een vergoeding wordt toegekend. Dit wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement. Indien de algemene vergadering een vergoeding toekent aan bestuurders, wordt dit verantwoord in het vergoedingsverslag, dat deel uitmaakt van het jaarverslag".

Uit eerder gehouden bevragingen over vergoedingen blijkt dat er sterk uiteenlopende praktijken voorkomen, zowel inzake de grootte als inzake de aard van de vergoeding. Ik wil geen lans breken voor dwingende overheidsbepalingen over de inhoud van het vergoedingsbeleid. De vrijheid van de voorziening om het vergoedingsbeleid te concretiseren, moet niet aan banden gelegd worden door apparatsjiks. De bestuurdersvergoeding dient wel duidelijk onderscheiden te worden van de vergoeding voor kosten.

Het lijkt me wel aangewezen dat bij audits of in accrediteringsprocessen het bestaan van een vergoedingsbeleid wordt meegenomen. Een grote verantwoordelijkheid ligt bij de algemene vergadering om geen onverantwoorde vergoedingen toe te kennen. De toewijzing van de finale goedkeuring van het vergoedingsbeleid voor bestuurders aan de algemene vergadering zorgt ervoor dat de bestuurders over hun vergoeding geen rechter en partij tegelijk zijn. In de praktijk gebeurt de uitwerking van het vergoedingsbeleid vaak in een audit- of remuneratiecomité. Van bestuurders wordt een integere en ethisch verantwoorde houding verwacht in de uitoefening van hun mandaat. Die houding geldt uiteraard ook t.a.v. hun eigen vergoedingsbeleid.

Samengevat kan gesteld worden dat bestuurders van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen recht hebben op een correcte vergoeding met verankering in een voldoende transparant en ethische verantwoord vergoedingsbeleid. Zo'n beleid biedt de beste garanties tegen excessief gegraai. De tijd is rijp om dat thema uit de taboesfeer te halen.

Er kan maar sprake zijn van een concreet vergoedingsbeleid indien een ziekenhuis of andere zorgvoorziening de stelling onderschrijft dat bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat een vergoeding ontvangen. Het gaat uiteraard over de niet-professionele of niet-uitvoerende bestuurders. De eerste vraag is dan ook of het vergoeden van bestuurders kan gelegitimeerd worden. Het opnemen van een bestuursfunctie in de social profit sector in het algemeen en in een zorgvoorziening in het bijzonder, is zo complex en veeleisend geworden en gaat gepaard met een steeds groeiende verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid dat een correcte bestuurdersvergoeding zeker te verantwoorden valt. De ziekenhuiswet laat over de verantwoordelijkheid geen twijfel bestaan. Deze wet stelt expliciet dat de algemene en uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de ziekenhuisactiviteiten op het vlak van organisatie, de werking alsook op het financieel vlak bij de bestuurder ligt. Vandaag vraagt een bestuursmandaat een grote gedegen en gedreven inzet. Het gaat dan niet alleen over de inzet in de vergaderingen van de raad van bestuur, maar ook over de voorbereiding ervan, de opvolging van wetgeving, reglementering, evoluties in de sector en vaak ook de participatie aan een of meer comités. Vandaag stellen dat bestuurswerk in gezondheids- en welzijnsvoorzieningen mogelijk is via spookvergaderingen, staat gelijk met de bewering dat Mars kampt met een overbevolking. Veel bestuurders nemen hun mandaat op vanuit een groot sociaal engagement om alzo de missie van de voorziening mee te helpen realiseren. We kennen allemaal wel de uitspraak "If you pay peanuts (or nothing), you get monkeys". Voor bestuurders binnen de social profitsector zou ik dat citaat toch wel met de nodige omzichtigheid willen hanteren als we zien hoeveel bestuurders zich inzetten in tal van voorzieningen tegen een relatief bescheiden vergoeding. Het komt ook voor dat bestuurders uitdrukkelijk verzaken aan een vergoeding of die toewijzen aan een goed doel. De vergoeding zou nooit de drijfveer mogen zijn voor het aanvaarden of nastreven van een bestuursmandaat.Indien een ziekenhuis of andere zorgvoorziening vindt dat bestuurders recht hebben op een vergoeding, stellen zich een aantal vragen inzake de grootte, toekenningsmodaliteiten, controle,... Al die elementen maken deel uit van het vergoedingsbeleid voor bestuurders. Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, werkte in samenwerking met diverse instanties (Unizo, Verso, Vlaams Welzijnsverbond, Zorgnet-Icuro, Koning Boudewijnstichting,...) eind vorig jaar een relevante en praktisch bruikbare set uit van 33 aanbevelingen over goed bestuur in zorg- en welzijnsorganisaties. Aanbeveling 20 gaat specifiek over de vergoeding voor bestuurders en luidt als volgt: "De algemene vergadering bepaalt of er aan de bestuurders een vergoeding wordt toegekend. Dit wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement. Indien de algemene vergadering een vergoeding toekent aan bestuurders, wordt dit verantwoord in het vergoedingsverslag, dat deel uitmaakt van het jaarverslag".Uit eerder gehouden bevragingen over vergoedingen blijkt dat er sterk uiteenlopende praktijken voorkomen, zowel inzake de grootte als inzake de aard van de vergoeding. Ik wil geen lans breken voor dwingende overheidsbepalingen over de inhoud van het vergoedingsbeleid. De vrijheid van de voorziening om het vergoedingsbeleid te concretiseren, moet niet aan banden gelegd worden door apparatsjiks. De bestuurdersvergoeding dient wel duidelijk onderscheiden te worden van de vergoeding voor kosten. Het lijkt me wel aangewezen dat bij audits of in accrediteringsprocessen het bestaan van een vergoedingsbeleid wordt meegenomen. Een grote verantwoordelijkheid ligt bij de algemene vergadering om geen onverantwoorde vergoedingen toe te kennen. De toewijzing van de finale goedkeuring van het vergoedingsbeleid voor bestuurders aan de algemene vergadering zorgt ervoor dat de bestuurders over hun vergoeding geen rechter en partij tegelijk zijn. In de praktijk gebeurt de uitwerking van het vergoedingsbeleid vaak in een audit- of remuneratiecomité. Van bestuurders wordt een integere en ethisch verantwoorde houding verwacht in de uitoefening van hun mandaat. Die houding geldt uiteraard ook t.a.v. hun eigen vergoedingsbeleid.Samengevat kan gesteld worden dat bestuurders van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen recht hebben op een correcte vergoeding met verankering in een voldoende transparant en ethische verantwoord vergoedingsbeleid. Zo'n beleid biedt de beste garanties tegen excessief gegraai. De tijd is rijp om dat thema uit de taboesfeer te halen.