"Signalen of oproepen van huisartsen worden vaak niet gehoord. De minachting voor de huisartsgeneeskunde blijft bijzonder groot.' Passages uit het interview met Sébastien Vermeulen zinderen na. Precies omdat ze komen van een jonge huisarts met beide voeten in de klinische praktijk. De uitspraken contrasteren sterk met het officiële discours. De huisarts, meneer, is de spil van ons zorgsysteem. Hij is de coach die de patiënt begeleidt, van de wieg tot het graf.
De manier waarop de overheid tijdens de coronacrisis met de huisartsen omging, bewees andermaal de holheid van deze frases. Drie miljoen euro per dag voor PCR-testen? Voor de labo's en het nationaal testplatform van de universiteiten. Niet voor de huisartsen. Hun verzuchtingen komen nauwelijks aan bod.
Hoe komt dat? Niet helemaal ten onterechte worden de artsenvakbonden met de vinger gewezen. De afkalvende opkomst bij opeenvolgende syndicale verkiezingen doet afbreuk aan hun gezag en invloed. Zo krijgen dokters de beroepsverdediging die ze verdienen.
Het meest nefast is allicht het onderlinge gekrakeel
Artsenorganisaties reageren ook al te vaak defensief, enggeestig en weinig creatief op beleidsvoorstellen. Proactief, constructief en fris van de lever is het zelden. Maar het meest nefast is allicht het onderlinge gekrakeel. 'Wij verkondigen het ware geloof en zijn de enige echte verdedigers van de (huis)artsen. De anderen heulen mee met het beleid.' Die retoriek maakt het de overheid natuurlijk makkelijk.
Uiteraard speelt de ideologie van de minister van Volksgezondheid en zijn kabinet eveneens een rol. De jongste decennia was die overwegend socialistisch van signatuur. AK-peiling na AK-peiling toont aan dat dit niet de overtuiging is van het medisch korps. Al waren artsen ook maar koele minnaars van het beleid van de liberale minister van Sociale Zaken Maggie De Block.