Recent is er in de media sprake van het beperken van het voorschrijfgedrag van (huis)artsen, onder meer voor zogenaamde 'ziektebriefjes'. Juridisch is dat niet vanzelfsprekend, omdat de diagnostische en therapeutische vrijheid van artsen wettelijk is beschermd.
...
Artikel 4, eerste lid van de Zorgkwaliteitswet bepaalt dat de arts vrij de middelen kiest die hij aanwendt bij het verstrekken van gezondheidszorg. Er mogen hem daarbij geen reglementaire beperkingen worden opgelegd. Artikel 11 van de oorspronkelijke WUG, het KB nr. 78, beschermde de diagnostische en therapeutische vrijheid met zoveel woorden: aan artsen mochten geen reglementaire beperkingen worden opgelegd bij de keuze van de middelen die aangewend moeten worden hetzij voor het stellen van de diagnose, hetzij voor het instellen van de behandeling.*Geen onbeperkte vrijheidEen opvallend verschil tussen beide bepalingen is dat in dat artikel 11 sprake was van 'middelen die aangewend moeten worden' terwijl artikel 4 verwijst naar de 'middelen die hij aanwendt'. Tijdens de parlementaire voorbereiding van de Zorgkwaliteitswet werd aan dat verschil nochtans geen aandacht gegeven. Potentieel houdt deze formulering een veel ruimere vrijheid in dan de oorspronkelijke: het 'moeten' hield een wettelijke beperking in van de vrije keuze tot de middelen die een zorgvuldig handelende arts zou aanwenden, en geen andere. Wel is het zo dat artikel 4, tweede lid van de Zorgkwaliteitswet bepaalt dat de arts zich bij zijn keuze laat leiden door 'relevante wetenschappelijke gegevens en zijn expertise'. Men kan daarin een verwijzing lezen naar de zorgvuldig handelende arts. De oorspronkelijke formulering in het KB nr. 78 maakte evenwel veel duidelijker dan de huidige dat de diagnostische en therapeutische vrijheid een voorwaardelijke vrijheid is, geen onbeperkte.Voorkeuren van de patiëntArtikel 4, tweede lid van de Zorgkwaliteitswet bepaalt ook nog dat de arts bij de keuze van de middelen die hij aanwendt 'rekening houdt met de voorkeuren van de patiënt'. 'Rekening houden met' is minder dwingend dan 'eerbiedigen'.De juiste draagwijdte van die bepaling is niet duidelijk. Tijdens de parlementaire voorbereiding verklaarde de toenmalige minister: 'Het wetsontwerp bepaalt dat de zorgverlener rekening moet houden met de voorkeuren van de patiënt, niet met diens verzoek'. Men zou die bepaling echter ook anders kunnen begrijpen: als de standaard van een zorgvuldig handelend arts meerdere keuzes openlaat, kan met de voorkeur van de patiënt rekening gehouden worden. Geen reglementaire beperkingenZowel de oorspronkelijke bepaling als artikel 4 van de Zorgkwaliteitswet sluiten reglementaire beperkingen van de diagnostische en therapeutische vrijheid uit. Dat betekent dan een koninklijk of ministerieel besluit geen beperkingen aan die vrijheid kan stellen. Alleen de formele wetgever, het federale parlement in dit geval, kan een dergelijke beperking opleggen. Die wellicht snel in het vizier van het Grondwettelijk Hof zal komen.* Zie H. Nys, Gezondheidszorgberoepen, p. 740-743.