Is een huisarts toegerust om adequaat en met kennis van zaken te oordelen over arbeidsongeschiktheid? Het is een vraag die al een hele poos meegaat. En bij uitbreiding zou je kunnen stellen: komt het de huisarts toe ziekteverlet te schrijven voor de schoolplichtige jeugd ?
Steven Renette, advocaat-vennoot van MPloy advocaten sociaal recht, wijdde er in De Tijd van 14 mei over uit. Zijn stelling is dat het in de grond de huisarts eigenlijk niet toekomt over arbeidsongeschiktheid te oordelen. Hij lardeert zijn betoog met een reeks argumenten waarom het anders zou moeten.
Vooreerst stelt hij dat werkgevers en werknemers op hun verantwoordelijkheden worden aangesproken. De werkgever dreigt een soort van 'boete' te moeten betalen indien er bovengemiddeld veel zieken zijn. Wanneer dat zo is, dat komen we in het artikel niet te weten. Evenmin is het mij bekend of je überhaupt wel zo'n grens kan trekken? Wanneer heb je teveel zieken in je bedrijf? Wie bepaalt dat? Hoe wordt dit vastgesteld?
De werknemer wordt eveneens aangesproken. In zijn geval dan door instanties die hem allerlei vragenlijsten voorleggen omtrent de ziektetoestand en de mogelijkheden naar re-integratie.
In veel gevallen zijn het eerder specialisten die langere periodes arbeidsongeschiktheid voorstellen dan huisartsen
Voor één schakel zou alles bij het oude gebleven zijn : de huisarts. Hij, en alleen hij, oordeelt over de duur van de arbeidsongeschiktheid. Dit laat de werknemer dan toe thuis te blijven voor de duur van het voorgeschreven werkverlet. Gemakshalve laat de auteur de specialist buiten beschouwing. In zijn visie schrijft die geen werkverlet voor, terwijl de huisarts te velde dagelijks te maken krijgt met werkverlet verleend door orthopedisten, fysisch geneesheren, psychiaters en andere deelspecialismen.
We kunnen zelfs meer stellen : in veel gevallen zijn het eerder specialisten die langere periodes arbeidsongeschiktheid voorstellen dan huisartsen. Bijvoorbeeld een persoon die een knie of heupprothese dient te ondergaan, of iemand die een nieuwe hartklep nodig heeft, of getroffen wordt door reumatisch lijden, of een majeure depressie als diagnose gesteld krijgt.
De auteur van het artikel stelt dat in deze de therapeutische vrijheid van de huisarts bijna onaantastbaar is. Wat hij daar dan onder verstaat, blijft voor mij een raadsel. De huisarts opereert immers niet in het ijle. Hij werkt binnen een bepaalde context. Hij is helemaal niet volledig vrij om die duur van ongeschiktheid te bepalen. Hij moet rekening houden met de familiale context van zijn patiënt, vaak vraagt de patiënt zelf om zo snel als mogelijk terug aan de slag te kunnen gaan, hij houdt rekening met de kost voor het bedrijf en de maatschappij in globo, enz... Die zogezegde vrijheid van handelen moet dus met een serieuze korrel zout genomen worden.
'De huisarts heeft in de meeste gevallen nog nooit een voet gezet op de werkvloer. Hij weet dus niet hoe de werksituatie is, wat de werknemer uitspookt op het bedrijf, welk soort werk de persoon doet'. Zodoende is het onverantwoord de duur van een verlet te laten bepalen door een huisarts, dixit de auteur.
Sta me toe hier vraagtekens bij te zetten. De huisarts kent zijn patiënten. Dat is een wezenskenmerk van de huisarts. Vaak beschikt hij over uitgebreide kennis omtrent de sociale, familiale en professionele situatie van de cliënt die voor hem zit, naast natuurlijk zijn medische status.
De huisarts heeft met andere woorden over een helikoptervisie. Deze stelt hem in staat een gefundeerd oordeel te vormen omtrent werkverlet in geval zijn patiënt getroffen wordt door ziekte. De huisarts hoeft de werkvloer niet bezocht te hebben om een inschatting te kunnen maken.
Vervolgens doet hij een poging om een link te leggen tussen het grote aandeel psychische stoornissen binnen de groep van de langdurig zieken en het voorschrijfgedrag van de huisarts.
Ja, een huisarts heeft een aantal competenties. Ja, een huisarts die zijn mensen kent kan de impact van de psychische stoornis op de werksituatie beoordelen. Ja, hij kan bekijken hoeveel tijd dit approximatief in beslag zou kunnen nemen. Ja, hij neemt, in geval dit nodig blijkt, regelmatig contact op met een psycholoog. Of verwijst door naar deze paramedicus. En nee, dat gebeurt niet volgens het principe van 'natte vingerwerk' ,zoals de auteur lijkt te suggereren.
Hoeveel vaak wordt een huisarts gebeld door een arbeidsarts om overleg te plegen?
En als we dan toch twijfelen of het de huisarts toekomt te oordelen over arbeidsongeschiktheid, wat dan gezegd van de mobiele arbeidsgeneeskundige diensten? Arbeidsgeneeskundige diensten die één dag bij bedrijf X langsgaan, om de dag nadien bij bedrijf Y aan de slag te gaan. Hoe kun je als arbeidsarts een onderneming volgens zo'n werkformule echt goed leren kennen? Is zo'n arts beter geplaatst om een welbepaalde duur van ongeschiktheid te bepalen ?
Een arbeidsarts heeft een zeer waardevolle rol. Maar dan wel in hoofdzaak als het aankomt op re-integratie op de werkvloer. Daar ligt mijns insziens nog veel braakliggend terrein. Op dat vlak kan ik de auteur zeker volgen.
Hoeveel vaak wordt een huisarts gebeld door een arbeidsarts om overleg te plegen? Alleen dit aspect al zou veel beter kunnen. Waarom geen gesprek middels een digitaal kanaal? Ikzelf ervaar het als een meerwaarde als ik een korte bespreking heb met een arbeidsgeneesheer. Ik kan aftoetsen hoe de collega de werksituatie ziet, hoe die de mogelijke heropstart van het werk opvat.
Bovendien opereert een arbeidsarts ook niet in het 'ijle'. Hij werkt voor een bedrijf. Een onderneming is niet gebaat bij langdurige ziekte. Die wil zijn werknemer zo snel mogelijk, liefst gisteren dan vandaag, terug aan de slag. Dus als we het dan toch even moeten hebben over die fameuze 'vrijheid van handelen': een arbeidsarts is met handen en voeten gebonden aan de bedrijfspolicy.
Terloops, het lijkt erop dat de echte oorzaak of oorzaken van die sterke toename van langdurig zieken het voorbije decennium in Belgie toch nog niet zo goed gekend is. Inderdaad is de vergrijzing toegenomen. Maar het aantal langdurig zieken is veel sterker gestegen dan het aantal oudere werknemers. Daarnaast hebben we veranderende werkomstandigheden als factor. We verstaan daaronder hogere werkdruk, minder aangepast werk en meer digitalisering. Ook het beleid doet een duit in het zakje. Het optrekken van de pensioenleeftijd, alsook het terugschroeven van het brugpensioen worden genoemd.
Het doel moet natuurlijk zijn om enerzijds te vermijden dat mensen langdurig uitvallen, en anderzijds dat zij die reeds uitgevallen zijn, van zodra mogelijk, terug op de arbeidsmarkt terecht kunnen. Dit vereist van alle stakeholders betrokken bij het dossier inspanningen. De werkgever-arbeidsarts, de werknemer, de huisarts of specialist, de mutualiteit en het RIZIV: allen dienen ze hun rol te spelen.
Anders gesteld, de structuren zijn er. Alleen een betere onderlinge communicatie, een performantere afstemming met elkaar over het te volgen traject, zal er toe leiden dat we mensen vlugger herintegreren in het arbeidsproces.
Veel korter op de bal spelen lijkt, althans 'in my humble opinion', de enige juiste houding.
Steven Renette, advocaat-vennoot van MPloy advocaten sociaal recht, wijdde er in De Tijd van 14 mei over uit. Zijn stelling is dat het in de grond de huisarts eigenlijk niet toekomt over arbeidsongeschiktheid te oordelen. Hij lardeert zijn betoog met een reeks argumenten waarom het anders zou moeten.Vooreerst stelt hij dat werkgevers en werknemers op hun verantwoordelijkheden worden aangesproken. De werkgever dreigt een soort van 'boete' te moeten betalen indien er bovengemiddeld veel zieken zijn. Wanneer dat zo is, dat komen we in het artikel niet te weten. Evenmin is het mij bekend of je überhaupt wel zo'n grens kan trekken? Wanneer heb je teveel zieken in je bedrijf? Wie bepaalt dat? Hoe wordt dit vastgesteld? De werknemer wordt eveneens aangesproken. In zijn geval dan door instanties die hem allerlei vragenlijsten voorleggen omtrent de ziektetoestand en de mogelijkheden naar re-integratie.Voor één schakel zou alles bij het oude gebleven zijn : de huisarts. Hij, en alleen hij, oordeelt over de duur van de arbeidsongeschiktheid. Dit laat de werknemer dan toe thuis te blijven voor de duur van het voorgeschreven werkverlet. Gemakshalve laat de auteur de specialist buiten beschouwing. In zijn visie schrijft die geen werkverlet voor, terwijl de huisarts te velde dagelijks te maken krijgt met werkverlet verleend door orthopedisten, fysisch geneesheren, psychiaters en andere deelspecialismen. We kunnen zelfs meer stellen : in veel gevallen zijn het eerder specialisten die langere periodes arbeidsongeschiktheid voorstellen dan huisartsen. Bijvoorbeeld een persoon die een knie of heupprothese dient te ondergaan, of iemand die een nieuwe hartklep nodig heeft, of getroffen wordt door reumatisch lijden, of een majeure depressie als diagnose gesteld krijgt.De auteur van het artikel stelt dat in deze de therapeutische vrijheid van de huisarts bijna onaantastbaar is. Wat hij daar dan onder verstaat, blijft voor mij een raadsel. De huisarts opereert immers niet in het ijle. Hij werkt binnen een bepaalde context. Hij is helemaal niet volledig vrij om die duur van ongeschiktheid te bepalen. Hij moet rekening houden met de familiale context van zijn patiënt, vaak vraagt de patiënt zelf om zo snel als mogelijk terug aan de slag te kunnen gaan, hij houdt rekening met de kost voor het bedrijf en de maatschappij in globo, enz... Die zogezegde vrijheid van handelen moet dus met een serieuze korrel zout genomen worden.'De huisarts heeft in de meeste gevallen nog nooit een voet gezet op de werkvloer. Hij weet dus niet hoe de werksituatie is, wat de werknemer uitspookt op het bedrijf, welk soort werk de persoon doet'. Zodoende is het onverantwoord de duur van een verlet te laten bepalen door een huisarts, dixit de auteur.Sta me toe hier vraagtekens bij te zetten. De huisarts kent zijn patiënten. Dat is een wezenskenmerk van de huisarts. Vaak beschikt hij over uitgebreide kennis omtrent de sociale, familiale en professionele situatie van de cliënt die voor hem zit, naast natuurlijk zijn medische status. De huisarts heeft met andere woorden over een helikoptervisie. Deze stelt hem in staat een gefundeerd oordeel te vormen omtrent werkverlet in geval zijn patiënt getroffen wordt door ziekte. De huisarts hoeft de werkvloer niet bezocht te hebben om een inschatting te kunnen maken. Vervolgens doet hij een poging om een link te leggen tussen het grote aandeel psychische stoornissen binnen de groep van de langdurig zieken en het voorschrijfgedrag van de huisarts.Ja, een huisarts heeft een aantal competenties. Ja, een huisarts die zijn mensen kent kan de impact van de psychische stoornis op de werksituatie beoordelen. Ja, hij kan bekijken hoeveel tijd dit approximatief in beslag zou kunnen nemen. Ja, hij neemt, in geval dit nodig blijkt, regelmatig contact op met een psycholoog. Of verwijst door naar deze paramedicus. En nee, dat gebeurt niet volgens het principe van 'natte vingerwerk' ,zoals de auteur lijkt te suggereren.En als we dan toch twijfelen of het de huisarts toekomt te oordelen over arbeidsongeschiktheid, wat dan gezegd van de mobiele arbeidsgeneeskundige diensten? Arbeidsgeneeskundige diensten die één dag bij bedrijf X langsgaan, om de dag nadien bij bedrijf Y aan de slag te gaan. Hoe kun je als arbeidsarts een onderneming volgens zo'n werkformule echt goed leren kennen? Is zo'n arts beter geplaatst om een welbepaalde duur van ongeschiktheid te bepalen ? Een arbeidsarts heeft een zeer waardevolle rol. Maar dan wel in hoofdzaak als het aankomt op re-integratie op de werkvloer. Daar ligt mijns insziens nog veel braakliggend terrein. Op dat vlak kan ik de auteur zeker volgen.Hoeveel vaak wordt een huisarts gebeld door een arbeidsarts om overleg te plegen? Alleen dit aspect al zou veel beter kunnen. Waarom geen gesprek middels een digitaal kanaal? Ikzelf ervaar het als een meerwaarde als ik een korte bespreking heb met een arbeidsgeneesheer. Ik kan aftoetsen hoe de collega de werksituatie ziet, hoe die de mogelijke heropstart van het werk opvat. Bovendien opereert een arbeidsarts ook niet in het 'ijle'. Hij werkt voor een bedrijf. Een onderneming is niet gebaat bij langdurige ziekte. Die wil zijn werknemer zo snel mogelijk, liefst gisteren dan vandaag, terug aan de slag. Dus als we het dan toch even moeten hebben over die fameuze 'vrijheid van handelen': een arbeidsarts is met handen en voeten gebonden aan de bedrijfspolicy.Terloops, het lijkt erop dat de echte oorzaak of oorzaken van die sterke toename van langdurig zieken het voorbije decennium in Belgie toch nog niet zo goed gekend is. Inderdaad is de vergrijzing toegenomen. Maar het aantal langdurig zieken is veel sterker gestegen dan het aantal oudere werknemers. Daarnaast hebben we veranderende werkomstandigheden als factor. We verstaan daaronder hogere werkdruk, minder aangepast werk en meer digitalisering. Ook het beleid doet een duit in het zakje. Het optrekken van de pensioenleeftijd, alsook het terugschroeven van het brugpensioen worden genoemd.Het doel moet natuurlijk zijn om enerzijds te vermijden dat mensen langdurig uitvallen, en anderzijds dat zij die reeds uitgevallen zijn, van zodra mogelijk, terug op de arbeidsmarkt terecht kunnen. Dit vereist van alle stakeholders betrokken bij het dossier inspanningen. De werkgever-arbeidsarts, de werknemer, de huisarts of specialist, de mutualiteit en het RIZIV: allen dienen ze hun rol te spelen. Anders gesteld, de structuren zijn er. Alleen een betere onderlinge communicatie, een performantere afstemming met elkaar over het te volgen traject, zal er toe leiden dat we mensen vlugger herintegreren in het arbeidsproces. Veel korter op de bal spelen lijkt, althans 'in my humble opinion', de enige juiste houding.