Enkele dagen geleden werd ik wakker uit een mooie maar bizarre droom. Daarna trok ik de gordijnen open en zag een grauwe hemel met een druilige regen die opspatte van het terras. Weg droom. Ik heb razendsnel de pen genomen om nota's te maken van de snel verdwijnende herinnering zoals immers alle dromen eindigen.
In mijn droom zag ik eerst banken met jonge humaniora studenten geboeid door lessen wetenschap die graag hun studies zouden verderzetten om een mooi en uitdagend beroep uit te oefenen, een beroepsactiviteit met een meerwaarde voor de samenleving.
Veel leren en iets doen met een gevoel van nuttig te zijn en te blijven. Motivatie genoeg, vastbesloten, maar ja wat doen we met wiskunde, scheikunde en dat ingangsexamen met toetsen die veraf staan van wat ons beroep later zal inhouden.
Velen krijgen daardoor geen kans, jammer toch met die numerus clausus. Weg is hun droom.
Daarna zag ik studenten geneeskunde in hun "master" jaren bezig, door combinatie van opgedane kennis en boeiende stagecontacten weten ze perfect wat ze willen: pediater, chirurg, gynaecoloog of neurochirurg.
Maar beleidsmakers met budgettaire bekommernissen denken anders en meestal slechts enkele jaren ver. Hoe minder "workforce", hoe minder uitgaven aan gezondheidszorg, is dikwijls de denkpiste. Het rechtzetten van deze denkfout komt toe aan hun opvolgers.
Ook sommige collega's schreeuwen al decennialang: te veel jonge artsen in dezelfde opleiding zouden mijn vak bedreigen. Dus gaan we naar planning en contingentering van het aantal afgestudeerden die we toegang tot specialisaties geven.
Voor een goed begrip: de contingentering en het planningmodel voor België dat erbij hoort is hoofdzakelijk een restrictief plan, geen opbouwend plan - en dus eigenlijk geen plan.
Voor het berekenen van de specialistenaantallen doen we beroep op waarzeggers en/of op techneuten, zij moeten de noden aan specifieke bekwaamheid inschatten twaalf jaar verder.
Zo eindigen we opnieuw met een grote groep gemotiveerde jonge mensen die na 6 jaar studie een deel van hun droom en hun geplande inzet zien verloren gaan.
De humaniorastudenten die we in de kou hebben laten staan met hun ambitie om in de zorg te stappen zullen we heel erg missen.
Daarna komt voor hen, eens in opleiding, een nieuwe moeilijke fase. Zelf gretig aanleren en daarnaast opgeleid worden door leermeesters. Het zijn twee kerntaken naast elkaar die nodig zijn om straks als erkend specialist de fakkel over te nemen in een steeds veeleisender gezondheidszorg.
Opleiding geven met efficiëntie en respect is de moeilijke taak - vooral om het leerplan aan te passen aan het heden. De herinnering aan "hun" tijd kan dienen om het beter te doen maar zeker niet om die kopiëren. Maar ook bij de leerling ligt een grote verantwoordelijkheid: een goede begeleiding helpt, maar ervaring, kennis en inzet moet uit het diepste van je zelf komen. Hier wordt de droom, de loopbaan, waar gemaakt.
Als ik tussen het noteren mijn de dromen door even naar de grauwe horizon kijk, vrees ik dat we zes tot twaalf jaar verder zullen belanden in een gigantische crisis met een indrukwekkend tekort aan gezondheidwerkers en niet alleen aan verpleegkundigen.
Een schrijnend tekort aan huisartsen en verpleegkundigen hebben we nu al maar al die humaniorastudenten en afgestudeerde studenten geneeskunde die we in de kou hebben laten staan met hun vurige ambitie om in de zorg te stappen zullen we heel erg missen in bijna alle specialiteiten.
In mijn nachtelijke fictie zie ik het atrium van een ziekenhuis waar een kluwen van artsen en zorgverstrekkers in witte en blauwe schorten met tientallen voorbij stuiven op zoek naar het werk en naar hun zelf. De "me time" die wordt dikwijls geclaimd door de startende collega's is eerder "we time".
Iedereen dient zich immers aan te passen aan de moderne druk in de samenleving. De partner met een veeleisend beroep, de kinderen, de woonwerk drukte ligt op vandaag anders en het wordt nog veel erger. Laat ons daar veel begrip voor hebben.
Ik zie hoe artsen specialisten onderling en huisartsen harmonische samenwerkingen uitbouwen. In de komende jaren zijn zij het die mekaar zullen vinden zelfs over de grenzen van ziekenhuizen of netwerken en hun belangen heen.
Expertise kan binnen elke specialiteit worden opgebouwd door elk zijn richting te bepalen en zich daarin verder te bekwamen. Door het werken in groepsverband kan elk domein van de specialiteit op hoog niveau worden verzekerd.
De meest eenvoudige "up-to-date" komt immers door het onderling overleg met collega's met een verwante bekwaming. De veerkracht van de zorgvestrekkers uit alle generaties is niet te onderschatten.
De artsen specialisten en hun patiënten zijn vragende partij voor een betere documentatie rond deze specifieke kennis. Voor de patiënt geldt: ben ik bij de juiste arts?. Voor de arts: hoe toon ik trots mijn bijzondere kennis aan?
Het 'portfolio' waar de arts zijn levenslang leren aantoont kan hiervoor het werktuig zijn. Kunnen wij deze atlas van kennis, kunde en ervaring ook een gewicht van bewijs meegeven? Het gebruik van "credentialling" kan aan dit portfolio en de kennis die het aangeeft bewijskracht geven. Deze credentialling of certificatie kan door de peers uit wetenschappelijke organisaties, universiteiten en beroepsverenigingen worden aangeleverd. We kijken naar de omliggende landen en we werken eraan.
In mijn droom-Utopia heeft elke specialiteit-dienst een structuur met plannen voor innovatie, aantrekken van nieuwe collega's, kwaliteitsbewaking en outcome registratie als de kortste weg voor permanente verbetering.
Ik was al in 2027 toen ik wakker werd. Waar staan we nu? De nomenclatuurhervorming heeft de punten en de komma's verzet maar de implementatie is eigenlijk de neerslag van een pragmatische verandering in denken.
De artsen komen los van een denkwijze die generaties zorgverstrekkers achtervolgt en hen vaker confronteert met de kost van hun toegediende zorgen dan met de vraag naar resultaatt.
Van die kost worden we nu gedeeltelijk verlost met de hervorming. Uiteraard is een verantwoordelijk beheer van de middelen nog steeds hun verantwoordelijkheid maar hun kerntaak is en blijft doelmatige zorg voor elke individuele patiënt. De volgende generaties die dit moeten invullen hebben dezelfde drijfkracht in zich maar zij hebben ook het recht de middelen die ze inzetten, te bepalen met respect voor de "we-time" van hun omgeving.
Samenwerken is een gewoonte, overleg is een sterkte. De manier waarop het overleg rond de hervorming uiteindelijk tot een nieuw model leidt illustreert een moderne manier van overleg. Eerder dan hervormen we noemen het beter het her-bedenken van de nomenclatuur.
Het persoonsgerichte intense contact met de patiënt wordt nu beter gedefinieerd in de nieuwe consultatie- en opvolgingsmodellen. Overleg tussen collega's onderling of met andere zorgverstrekkers is niet meer vrijblijvend maar wordt naar waarde ingeschat en vergoed.
Eerder dan hervormen we noemen het beter het her-bedenken van de nomenclatuur.
De dynamiek van planning en kwaliteitscontrole is stevig georganiseerd en vraagt normering. De steeds hogere druk in het ziekenhuis door het terugvallen op hoog bekwame en hoogtechnologische zorgverstrekking die er is samengebracht vraagt belangrijke inspanningen om de continuïteit dag en nacht te verzekeren.
De artsen die voor permanentie en beschikbaarheid uit hun comfortzone treden worden beter en adequaat beloond. Goed opletten wel of die dromen allemaal uitkomen!
De generatie artsen gevestigd of nieuw is in 2027 is er klaar voor, nu nog wachten tot: "the proof of the pudding"!!!
Blij dat ik wakker werd, want andere gedachten kwamen naar boven. Vroege diagnostiek en betere preventie laten ons toe vele ernstige aandoeningen met beter resultaat aan te pakken. Jammer dat we weinig invloed hebben op de exploderende kost van medicatie en medical devices.
Zelfs met meer rationeel gebruik zullen wij er niet in slagen om de exponentieel stijgende factuur van alle effectieve en revolutionaire geneesmiddelen te beheersen zoals in de oncologie.
Voldoende gemotiveerde mensen vinden die in de zorg willen stappen en honderden zo niet duizenden noden aanvullen wordt dramatisch zelfs met een bijhorende kostprijs.
Hulp halen door zorgkundigen te ronselen uit landen die minder welstellend zijn is de wereld op zijn kop, in hun land zijn ze immers prioritair nodig voor het in stand houden van hun reeds precair zorgniveau.
Ondertussen wordt gezondheidszorg ervaren als een last op de staatsbegroting; het zou nochtans eerder een doel moeten zijn. Geven we dan maar ons solidariteitsmodel op om de begroting van defensie bij te sturen? Zullen alle betrokken partijen nu een geneeskunde met twee snelheden toelaten?
Het merendeel van de artsen zullen door de aard van hun engagement de laatsten zijn in de samenleving om deze evolutie toe te laten.
Gelukkig werd ik wakker...