In Het Nieuwsblad dd. 28 augustus verscheen een artikel met de titel 'Lachen blijkt echt het nieuwe medicijn'. Deze publicatie refereert naar een in september gepresenteerde studie van Braziliaanse onderzoekers (Saffi et al., Congress European Society of Cardiology, 2023). De positieve resultaten van lachtherapie werden naar buiten gebracht. Deze studie was echter zeer matig van kwaliteit, met name voor wat betreft het aantal deelnemers (n=26) en de controlegroep.
De systematische review van Kramer & Leitao (PLoS ONE, 2023) daarentegen, toonde de effectiviteit van lachen duidelijk aan door middel van een gedegen literatuurstudie met een daaraan gekoppelde meta-analyse.
Lachen is de expressie van humor. Lachen is plezier en joie de vivre. Het spontaan lachen wordt al eeuwen beschouwd als goede geneeskunde.
In de Bijbel (Spreuken 17:22) staat te lezen: "Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren." Vele eeuwen later deden filosoof Kant en psychoanalyticus Freud ook hun duit in het zakje over het verband tussen humor en gezondheid.
Lachen kan beschouwd worden als een bijkomende preventieve of curatieve behandeling. Het is een vaardigheid om een effectieve interpersoonlijke communicatie te verwezenlijken: het schept en versterkt de band tussen mensen, waaronder de dokter-patiëntrelatie.
Humor is zeer individueel en multifactorieel bepaald, maar gevoel voor humor heeft iedereen, gekleurd door zijn of haar levenservaringen. Er zijn veel verschillende stijlen om humor te brengen: agressieve humor, galgenhumor, racistische humor, seksistische humor, seksuele humor ...
Humor moet niet onderdrukt worden
Lachen is meestal positief, hoewel humor voor mixed emotions kan zorgen. Soms zit er een donker kantje aan de humor, bijvoorbeeld met een denigrerend of beledigend karakter. 'Zieke humor', negatieve humor of slechte smaak bestaat en blijft bestaan, wordt goedgepraat als een manier van coping met stress, vermoeidheid en emotionele problemen bij het zorgdragen voor zieke of terminale patiënten.
'Doktershumor' onder gezondheidswerkers wordt gezien als een antidotum voor werkstress. In de praktijk zien we dat obese en psychiatrische patiënten het vaak moeten ontgelden backstage aan het koffieapparaat.
De medische situatie bepaalt het humortype. Humor moet niet onderdrukt worden, maar instinctmatig toegepast worden op het juiste moment. Over het algemeen echter niet gebruiken bij coma, dood of een acute gezondheidscrisis (Cuervo Pinna et al., Am J Hosp Palliat Med, 2018).
Nochtans menen sommigen dat lachen toch een plaats heeft bij palliatieve zorgen, en in de oncologie, psychiatrie en revalidatie. Het zou de quality of life verhogen.
Naar de alom gekende en ingezette 'clowntherapie', de eerste cliniclown verscheen in 1986 in een ziekenhuis in New York City, bestaat er maar bitter weinig wetenschappelijk onderzoek. Er is een therapeutische humordiscrepantie tussen de praktijk en de wetenschap.
Humor is niet of men al dan niet een grap vertelt, maar het is een complex, uitdagend, contextafhankelijk en een integraal deel van wie we zijn en hoe we met elkaar interageren.
Misschien kunnen we lachtherapie of lachyoga, net als museumbezoek, op doktersvoorschrift mogelijk maken?
Humor is dus een serieuze aangelegenheid. A joke a day keeps the doctor away!