Het ziektebriefje, ook wel gekend als 'doktersbriefje' of 'doktersverklaring', kwam onlangs (weer) onder vuur te liggen. Al in 2017 publiceerde prof. dr. Lode Godderis, professor arbeidsgeneeskunde aan de KU Leuven, een boek over de 'bijwerkingen' van het ziektebriefje: Werken is genezen - Over de bijwerkingen van het doktersbriefje.

Momenteel is het ziektebriefje meestal een binair verhaal: ofwel is men 100% arbeidsgeschikt, ofwel 100% ongeschiktheid.

Het is de bedoeling dat de werknemer in de toekomst zal kunnen aangeven welke arbeidstaken er nog wel uitgeoefend kunnen worden. Deze informatie kan dan overgemaakt worden aan de werkgever, maar niet via het klassieke ziektebriefje - het instrument om de werkgever op de hoogte te brengen van een tijdelijke afwezigheid.

Wie ziek is, krijgt een vragenlijst opgestuurd waarin de patiënt zelf kan aangeven welke taken nog haalbaar zijn. De patiënt (m/v/x) zou het best geplaatst zijn om dat in te schatten. Zo wordt er geredeneerd.

Minister Vandenbroucke pleit niet voor het invoeren van een fit note, een nieuw attest waarin de behandelend arts aangeeft wat nog wél kan op de werkvloer. Dit om de huisartsen niet extra te belasten. Blijkbaar heeft de fit note als gevolg dat minder lang ziekteverlof opgenomen wordt (Pakpoor, BMJ, 2015). Maar is de fit note een 'one size fits all' -oplossing?

Het Verenigd Koninkrijk voerde de fit note in op 6 april 2010, omwille van de oplopende kosten van ziekteverzuim. De achterliggende gedachte was dat werk goed is voor de gezondheid en dat de meeste patiënten niet 100% geschikt moeten zijn om het werk te hervatten. Een kleine studie bij Britse werkgevers vond dat de fit notes het potentieel hebben dat werknemers vroeger naar het werk terugkeren.

De cruciale vraag is en blijft: is er (tijdelijk) aangepast of ander werk voorhanden?

Echter, vaak werden de notes onvolledig ingevuld door de huisarts, de sleutelfiguur, en de kwaliteit van de adviezen was onvoldoende (bv. over de specifieke werktaken of de uitgeoefende functie). Bij complexere gevallen moet advies gevraagd worden aan de arbeidsarts.

Verder onderzoek is noodzakelijk om de moeilijkheid te detecteren die werkgevers ondervinden bij het nemen van beslissingen over een terugkeer naar de werkvloer, en of deze moeilijkheden zich meer manifesteren in bepaalde industrietakken of gezondheidsproblemen.

De cruciale vraag is en blijft: is er (tijdelijk) aangepast of ander werk voorhanden bij de huidige werkgever?

De vraag stelt zich ook of de behandelend artsen de aangewezen personen zijn om - op papier of digitaal - aan de werkgever aan te geven welke de restcapaciteit van de patiënt is en welke taken er op de werkvloer nog kunnen.

De arbeidsarts is dé meest uitgelezen arts om dat te doe, omdat die de werkvloer het beste kent (onder andere de bedrijfscultuur, het dagdagelijks reilen en zeilen, beroepsrisico's). Een overleg tussen behandelend arts en arbeidsarts (b)lijkt dan ook op zijn plaats te zijn, dat kan zowel voor kortstondige als langdurende afwezigheden. Via Mijn Gezondheid (www.mijngezondheid.be > Werk en Gezondheid: Wie is mijn arbeidsarts?) kan de arbeidsarts van het desbetreffende bedrijf teruggevonden worden.

Het is dus van belang dat gekeken wordt óf er herstart kan worden, al dan niet mits het verrichten van aangepast of ander werk (bv. progressieve werkhervatting met akkoord van de adviserend arts van het ziekenfonds).

Belangrijk is dat aan de werkgever aangegeven wordt hoelang deze periode van aanpassingen op de werkplek waarschijnlijk zal duren, hoewel we geen Mesdames Soleil zijn...

Het ziektebriefje, ook wel gekend als 'doktersbriefje' of 'doktersverklaring', kwam onlangs (weer) onder vuur te liggen. Al in 2017 publiceerde prof. dr. Lode Godderis, professor arbeidsgeneeskunde aan de KU Leuven, een boek over de 'bijwerkingen' van het ziektebriefje: Werken is genezen - Over de bijwerkingen van het doktersbriefje.Momenteel is het ziektebriefje meestal een binair verhaal: ofwel is men 100% arbeidsgeschikt, ofwel 100% ongeschiktheid.Het is de bedoeling dat de werknemer in de toekomst zal kunnen aangeven welke arbeidstaken er nog wel uitgeoefend kunnen worden. Deze informatie kan dan overgemaakt worden aan de werkgever, maar niet via het klassieke ziektebriefje - het instrument om de werkgever op de hoogte te brengen van een tijdelijke afwezigheid. Wie ziek is, krijgt een vragenlijst opgestuurd waarin de patiënt zelf kan aangeven welke taken nog haalbaar zijn. De patiënt (m/v/x) zou het best geplaatst zijn om dat in te schatten. Zo wordt er geredeneerd.Minister Vandenbroucke pleit niet voor het invoeren van een fit note, een nieuw attest waarin de behandelend arts aangeeft wat nog wél kan op de werkvloer. Dit om de huisartsen niet extra te belasten. Blijkbaar heeft de fit note als gevolg dat minder lang ziekteverlof opgenomen wordt (Pakpoor, BMJ, 2015). Maar is de fit note een 'one size fits all' -oplossing?Het Verenigd Koninkrijk voerde de fit note in op 6 april 2010, omwille van de oplopende kosten van ziekteverzuim. De achterliggende gedachte was dat werk goed is voor de gezondheid en dat de meeste patiënten niet 100% geschikt moeten zijn om het werk te hervatten. Een kleine studie bij Britse werkgevers vond dat de fit notes het potentieel hebben dat werknemers vroeger naar het werk terugkeren. Echter, vaak werden de notes onvolledig ingevuld door de huisarts, de sleutelfiguur, en de kwaliteit van de adviezen was onvoldoende (bv. over de specifieke werktaken of de uitgeoefende functie). Bij complexere gevallen moet advies gevraagd worden aan de arbeidsarts. Verder onderzoek is noodzakelijk om de moeilijkheid te detecteren die werkgevers ondervinden bij het nemen van beslissingen over een terugkeer naar de werkvloer, en of deze moeilijkheden zich meer manifesteren in bepaalde industrietakken of gezondheidsproblemen. De cruciale vraag is en blijft: is er (tijdelijk) aangepast of ander werk voorhanden bij de huidige werkgever?De vraag stelt zich ook of de behandelend artsen de aangewezen personen zijn om - op papier of digitaal - aan de werkgever aan te geven welke de restcapaciteit van de patiënt is en welke taken er op de werkvloer nog kunnen. De arbeidsarts is dé meest uitgelezen arts om dat te doe, omdat die de werkvloer het beste kent (onder andere de bedrijfscultuur, het dagdagelijks reilen en zeilen, beroepsrisico's). Een overleg tussen behandelend arts en arbeidsarts (b)lijkt dan ook op zijn plaats te zijn, dat kan zowel voor kortstondige als langdurende afwezigheden. Via Mijn Gezondheid (www.mijngezondheid.be > Werk en Gezondheid: Wie is mijn arbeidsarts?) kan de arbeidsarts van het desbetreffende bedrijf teruggevonden worden.Het is dus van belang dat gekeken wordt óf er herstart kan worden, al dan niet mits het verrichten van aangepast of ander werk (bv. progressieve werkhervatting met akkoord van de adviserend arts van het ziekenfonds). Belangrijk is dat aan de werkgever aangegeven wordt hoelang deze periode van aanpassingen op de werkplek waarschijnlijk zal duren, hoewel we geen Mesdames Soleil zijn...