...

Roel Van Giel, collega en ex-voorzitter van Domus Medica, pleit er in een opinie voor om het doemdenken over de huisartsengeneeskunde achterwege te laten, en de blik op de toekomst te richten.De voorbije jaren zijn we getuige geweest van een niet aflatende stroom aan onheilstijdingen. De huisartsgeneeskunde staat op instorten, mensen vinden geen arts meer, oudere artsen moeten noodgedwongen doorwerken, wachtlijsten zijn schering en inslag, evenals patiëntenstops. Sommige praktijken nemen alleen nog mensen aan uit de eigen gemeente, andere alleen uit bepaalde wijken, en nog andere nemen helemaal geen nieuwe patiënten meer aan. Zo zouden we nog enkele bladzijden kunnen vullen met slecht nieuws.Schieten we daar iets mee op? Dat negatieve nieuws heeft zeker zijn waarde gehad. Die getuigenissen kwamen recht uit het hart, van collegae die zich van vandaag op morgen moesten heruitvinden. Ik weet niet in hoeverre collega Van Giel ten volle beseft wat dit betekende.Worden de problemen benoemd? Jazeker. De pijnpunten zijn al decennia gekend. De vergrijzingsgolf komt niet uit de lucht vallen. De toename in complexiteit van de zorg is ook al jaren gekend. De financieringsproblematiek eveneens. We hadden eerst het visiedocument van Domus Medica 2020, ondertussen zijn we al een poos verder, en is de scoop verlegd naar 2030. De ordewoorden van Van Giel zijn innovatie en ondernemerschap. Een mond vol. Innovatie is een woord dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Vooral politici en beleidsverantwoordelijken hanteren dit begrip graag. Heb je een probleem? Innovatie zal het varkentje wel even wassen. Ook in de bedrijfswereld is dit een inflatoir begrip geworden. Alle heil wordt schijnbaar verwacht van innovatie. Terwijl er ook heel wat innovatie is die helemaal niet innovatief blijkt in de praktijk.Idem met ondernemerschap. De huisarts is altijd al een ondernemer geweest. Met alles wat daarbij hoort. Hij hoort niet alleen zijn werk naar behoren te doen, hij moet ook oog hebben voor het financiële plaatje, en voor het 'personeel' dat hem assisteert in zijn rol.Innovatie in de huisartspraktijk komt er bij Van Giel vooral op neer dat we niet meer werken met telesecretariaten of antwoordapparaten, maar wel met praktijkassistentes en verpleegkundigen. In feite komt het erop neer dat we uiteindelijk meer mensen gaan moeten 'zien', binnen dezelfde tijdspanne. En aangezien veel huisartsen 's avonds niet meer willen werken, kan dat alleen door paramedici in te schakelen die medische handelingen 'overnemen'. Zij zullen de facto consultaties overnemen van huisartsen. Ik mag dan hopen dat het wettelijk kader hierrond sluitend zal zijn. En dat er op transparante wijze zal omgegaan worden met wie waarvoor verantwoordelijkheid draagt.Innoveren staat inderdaad los van ideologie, zoals Van Giel poneert. Of je nu solo werkt of in groep, beide soorten praktijken innoveren. Beiden proberen de maatschappelijke evoluties bij te benen. Het kan niet de bedoeling zijn dat onze overheid daarin partij kiest door te pleiten voor één welbepaald model. Geef je financiering aan één werkingsmodel, dan moet je ook consequent zijn, en geld ter beschikking houden voor wie een ander model voorstaat.Vandaag bewijzen solo-artsen dat je perfect met een verpleegkundige in de praktijk kan werken, dixit Van Giel. Inderdaad, maar dat zal dan wel een minderheid der huisartsen zijn die dit zo in de praktijk brengt. De financiële repercussies zijn van die aard dat, wil je nog een beetje overhouden aan je praktijkvoering, je significant meer patiënten dient te zien. Veel huisartsen zijn namelijk nog altijd zelfstandige, beste Roel. Geen werknemers die zeker zijn van een maandelijks inkomen.Groepspraktijken zouden dan weer bewijzen dat de unieke band tussen arts en patiënt niet verloren gaat. Als je als burger een grote praktijk - in realiteit bijna een kliniek - binnenstapt, dan ben je een nummer. Je wordt behandeld door een arts, maar bij een eventuele opvolgconsultatie is bijlange na niet zeker of je door dezelfde hulpverlener zult gezien worden. Als arts vraag ik me dan af hoe je dan een goede vertrouwensrelatie kunt onderhouden met je patiënten. Zeker als je ziet dat er heden ten dage heel wat verloop is binnen grote huisartspraktijken. Akkoord, elke arts die iemand ziet kan te allen tijde het dossier inkijken. Maar een dossier raadplegen is nog iets anders dan een vertrouwensband hebben met de client die voor je zit.Innovatie en ondernemerschap begint inderdaad bij onszelf. Het zijn wij die op het terrein de bakens zullen moeten verzetten. Maar dit kan je niet alleen. Daarvoor heb je betrouwbare partners nodig. Een betrouwbare overheid is een essentiële randvoorwaarde om je ideeën en inzichten te kunnen realiseren. Als die er niet is, dan is de kans niet ondenkbeeldig dat mensen afhaken. En op dat vlak kan onze overheid nog meer dan één tandje bijsteken. In de veronderstelling natuurlijk dat ze de eerste lijn blijft zien als de spil van de gezondheidszorg.Domus Medica geeft me soms de indruk een organisatie te zijn die zeer goed is in wetenschappelijke adviezen formuleren of bijscholingen organiseren - maar als het aankomt om echt inzicht te verwerven in wat er zich op het terrein daadwerkelijk afspeelt, dan hebben ze nog een lange weg af te leggen. Van Giel praat ook vanuit een geprivilegieerde positie. Als je in een organisatie werkt die quasi overeenkomt met een kliniek, waar je relatief makkelijk enkele halve dagen kunt spenderen aan andere activiteiten dan het eigenlijke huisartsenwerk, waar je een heel leger aan randpersoneel rondom je hebt dat alles voor je doet, dan ben je sowieso gebiased door je werkomgeving. Je benadert het beroep van huisarts dan vanuit je eigen werkcontext, niet vanuit de werkomgeving van de vele solo- en duopraktijken die nog een groot deel van het werkveld uitmaken.Collega Van Giel, huisarts zijn is een heel mooi beroep. De positieve aspecten duiden is lovenswaardig. Maar de vele verhalen en getuigenissen duiden als 'fait divers', getuigt van weinig voeling met het echte terrein.