...

De indicatoren meten de kwaliteit van zorg voor patiënten die dringend worden opgenomen met een beroerte. Ze peilen naar de behandeling meteen na een beroerte, verwikkelingen ontstaan tijdens het verblijf in het ziekenhuis en de kans op overlijden na een beroerte. Het VIKZ ontwikkelde de indicatoren samen met een groep van klinische experten betrokken bij de beroertezorg, onder leiding van dr. Geert Vanhooren (AZ Sint-Jan, Brugge). De expertengroep bepaalde deze kwaliteitsnormen op basis van internationale studies. Dertig Vlaamse ziekenhuizen namen deel aan een eerste meting ('nulmeting'). De meeste indicatoren worden berekend op basis van door de ziekenhuizen geregistreerde administratieve en medische gegevens (de Minimale Ziekenhuisgegevens) en gegevens over verstrekkingen in het kader van de verplichte ziekteverzekering (gecentraliseerd door het Intermutualistisch Agentschap). De eerste resultaten zijn te vinden op de vernieuwde website Zorgkwaliteit.be. TrombolyseEen eerste norm is dat bij ongeveer 15% van de patiënten met een beroerte trombolyse moet worden opgestart bij opname in het ziekenhuis. In de Vlaamse ziekenhuizen gebeurt dit te weinig: gemiddeld bij 11,1% van de patiënten. In ziekenhuizen die deelnemen aan de meting, en die hun dus resultaten publiek rapporteren op Zorgkwaliteit.be, is dat 12,0%; in niet-deelnemende ziekenhuizen is dat 9,0%. Meer dan de helft van de deelnemende ziekenhuizen behalen de vooropgestelde norm van 15%, maar een belangrijk deel dus niet. In vergelijking met de resultaten in andere Europese landen bevindt het Vlaamse gemiddelde resultaat zich in de middenmoot.Een tweede norm stelt dat de trombolyse bij minstens 50% van de patiënten binnen de 30 minuten na aankomst in het ziekenhuis moet worden opgestart (= deur-tot-naald tijd). Deze indicator kon berekend worden voor 20 ziekenhuizen. Gemiddeld behalen die ziekenhuizen bij 31% van de patiënten een deur-tot-naaldtijd van minder dan 30 minuten. Bijna de helft van deze ziekenhuizen haalt de norm van 50%, de mediane tijd is 40 minuten. Een belangrijke verbeteractie ligt in het beter en uniform registreren van deze deur-tot-naaldtijden.ComplicatiesVoor twee complicaties die kunnen optreden in het ziekenhuis bij patiënten met een beroerte is er een sterke variatie te zien tussen ziekenhuizen.Bij gemiddeld 4% van de patiënten werd een slikpneumonie vastgesteld. Er is geen significant verschil vastgesteld tussen deelnemende en niet-deelnemende ziekenhuizen. Het gecorrigeerd resultaat in de deelnemende ziekenhuizen varieert van 0 tot 8%. Bij 81% van de deelnemende ziekenhuizen zit het resultaat binnen de verwachte variatie rond het gemiddelde of beter.Bij gemiddeld 5% van de patiënten werd een urineweginfectie vastgesteld. Er is geen significant verschil vastgesteld tussen deelnemende en niet-deelnemende ziekenhuizen. Het gecorrigeerd resultaat in de deelnemende ziekenhuizen varieert van 2 tot 13%. Bij 74% van de deelnemende ziekenhuizen zit het resultaat binnen de verwachte variatie rond het gemiddelde of beter.Bij deze indicatoren vermoedt het VIKZ een belangrijke onderregistratie. Internationale studies tonen aan dat de prevalentie van deze infecties na een beroerte hoger ligt (ongeveer 10% voor slikpneumonie en 15% voor urineweginfectie).SterfterisicoGemiddeld 14% van de patiënten overlijdt binnen de 30 dagen na een opname voor een herseninfarct of een hersenbloeding. Er is geen significant verschil vastgesteld tussen deelnemende en niet-deelnemende ziekenhuizen. Het gecorrigeerd sterfterisico in de deelnemende ziekenhuizen varieert van 6% tot 24%. Bij 90% van de deelnemende ziekenhuizen zit het resultaat binnen de verwachte variatie rond het gemiddelde of beter. Uit cijfers van de OESO blijkt dat Vlaanderen zich op het vlak van sterfterisico in de middenmoot van de OESO-landen bevindt.KanttekeningenHet VIKZ wijst erop dat er wel wat kanttekeningen te maken bij de interpretatie van de resultaten. De resultaten zijn afhankelijk van de correctheid en volledigheid van de registratie door de ziekenhuizen. De patiëntenpopulatie van ziekenhuizen kan bovendien verschillend zijn; sommige centra krijgen meer doorverwijzingen van complexe problemen die geassocieerd kunnen zijn met hogere kans op complicaties en overlijden. Om resultaten tussen ziekenhuizen te kunnen vergelijken worden daarom waar nodig gecorrigeerde indicatoren berekend. Ten slotte kunnen er in de resultaten op indicatoren numerieke verschillen tussen ziekenhuizen zijn die statistisch niet significant zijn. Bij de grafieken in het volledige rapport wordt daarom steeds aangegeven of een resultaat significant verschillend is of niet ten opzichte van een vooraf gedefinieerde normSvin Deneckere, directeur van het VIKZ, stelt dat de resultaten wijzen op een nog belangrijk verbeterpotentieel ten opzichte van de na te streven normen. De publicatie moet leiden tot verdere gerichte kwaliteitsverbetering en een systematisch beleid in die richting. Aan nieuwe metingen nemen ondertussen al 45 van de 53 Vlaamse ziekenhuizen deel. Het VIKZ wil voor een reeks van veel voorkomende aandoeningen gelijkaardige kwaliteitsindicatoren opstellen. Onder meer hartziekten en orthopedie staan nog op het programma.