Het Grondwettelijk Hof verwerpt het beroep tegen het verbod op ereloonsupplementen voor ambulante medische beeldvorming. BVAS en de Belgische Vereniging voor Radiologie (BVR) betreuren de uitspraak.
...
Een in 2023 aangenomen wetsbepaling verbiedt ziekenhuisartsen om ereloonsupplementen aan te rekenen voor ambulante zware medische beeldvorming die dringend is of die gebeurt tussen 8u en 18u op een weekdag. BVAS en BVR hadden de vernietiging van die bepaling gevraagd.Het Hof verwerpt alle argumenten van de verzoekende partijen.Bescherming van de gezondheidHet Hof oordeelt dat de bestreden bepaling veeleer het recht op bescherming van de gezondheid waarborgt dan er afbreuk aan te doen, doordat zij de financiële toegankelijkheid van zware medische beeldvorming voor niet-gehospitaliseerde patiënten verbetert. Het Hof erkent dat er een negatieve financiële impact kan zijn voor niet-geconventioneerde radiologen en de ziekenhuizen waar zij werken, maar dat houdt geen achteruitgang van het beschermingsniveau van het recht op bescherming van de gezondheid in. Het Hof werd er ook niet van overtuigd dat dermate veel radiologen hun activiteiten zouden stopzetten of buiten de Belgische ziekenhuizen zouden verderzetten, dat het beschermingsniveau van het recht op bescherming van de gezondheid aanzienlijk wordt verminderd.Volgens het Hof doet de bepaling evenmin afbreuk aan het recht op arbeid. De bepaling verhindert niet om zich als radioloog te vestigen of om het beroep van radioloog te blijven uitoefenen, noch om de honoraria zonder ereloonsupplementen aan te rekenen.Geen discriminatieOok het argument dat de bepaling een ongerechtvaardigd verschil tussen niet-geconventioneerde radiologen en andere niet-geconventioneerde artsen inhoudt, kon het Hof niet overtuigen. Het Hof oordeelt dat die verschillen in behandeling verantwoord zijn ten aanzien van de legitieme doelstelling die wordt nagestreefd, zijnde de toegankelijkheid vrijwaren van de verstrekkingen die worden verleend met toepassing van zware medische beeldvorming. "Zij zijn essentieel voor de medische diagnose, zij mogen uitsluitend in ziekenhuizen worden aangeboden, waardoor de patiënt een beperkte keuzevrijheid heeft, en zij gebeuren met apparatuur die grotendeels door overheden wordt gefinancierd", stelt het Hof. Dat geconventioneerde en niet-geconventioneerde radiologen op dezelfde manier behandeld worden, vindt het Hof eveneens verantwoord.Verder verwerpt het Hof de stelling dat de bestreden bepaling een ongerechtvaardigd verschil in behandeling in het leven roept tussen gehospitaliseerde en niet-gehospitaliseerde patiënten. Ook dat verschil is verantwoord, omdat gehospitaliseerde patiënten die ereloonsupplementen willen vermijden, dat kunnen door een tweepersoonskamer of een gemeenschappelijke kamer te kiezen.Ten slotte oordeelt het Hof dat de bestreden bepaling niet raakt aan het recht van de niet-geconventioneerde radiologen om zich niet te verenigen, noch aan het recht op het ongestoord genot van de eigendom."Gemiste kans"In een reactie stellen BVAS en BVR dat het Grondwettelijk Hof een kans mist om het belang van de patiënt te verdedigen. "Het verbod zorgt in de praktijk immers voor lange wachttijden, die bovendien alsmaar hoger oplopen." Als gevolg van dit verbod worden innovaties binnen de sector eveneens aan banden gelegd, stellen BVAS en BVR. "Investeren in AI wordt bijvoorbeeld (te) duur en wordt bijkomend beperkt door het verbod. Ten slotte houdt het verbod geen rekening met de conventieakkoorden en de vrije keuze van de arts om zich al dan niet te conventioneren."