De jonge historica Joke Snoeijs (21) heeft in haar masterthesis het Antwerps beleid inzake geslachtziekten tijdens de eerste decennia van de 20ste eeuw onder de loep genomen.
.
...
Terwijl die venerische ziekten woedden en slachtoffers maakten, zijn daarvan in de doodsoorzakenregisters amper sporen terug te vinden, zo blijkt. Het taboe gold niet zozeer voor kinderen. Als die overleden aan syfilis maakte men er geen punt van om dat als doodsoorzaak te vermelden, vertelt zeMijn thesis kadert in een breder onderzoek naar de doodsoorzaken in Antwerpen, legt ze uit. "Een eerste zoektocht naar welke ziektes als doodsoorzaak werden opgegeven in de doodsregisters leverde een verrassing op: bij slechts één persoon werd syfilis als reden voor overlijden opgegeven. Dan rijst de vraag: waarom doken bepaalde ziektes veel minder als doodsoorzaak op dan andere? Uit kranten van toen bleek dat er wel flink wat aandacht was voor de problematiek. En die werd vaak in een adem genoemd met prostitutie." Tussen de aandacht voor geslachtsziekten en de rapportering als doodsoorzaak school een diepe kloof. "Er speelde zeker een taboe. Vandaar dat we de term 'verzwegen ziektes' hebben gebruikt." Om tot een proeve van kwantificering te komen, leek het aangewezen om via lokale bladen te kijken naar de oprichting van nieuwe diensten in ziekenhuizen en dergelijke. "In het Felixarchief vond ik een map Geslachtsziekten. Daaruit bleek dat in 1904 een specifieke dienst in het Sint-Elisabethgasthuis was opgericht die (anoniem) statistieken bijhield over geslachtszieke personen. In eerste instantie betrof het enkel vrouwen of prostituees die een medisch onderzoek moesten ondergaan en bij wie men via de Wassermantest de graad van besmetting diagnosticeerde. Dat betekent zeker niet dat er geen mannen met geslachtsziekten waren. Pas in het interbellum groeide het besef dat ook mannen zulke ziektes konden verspreiden." Dan werden grootschalige campagnes opgezet en is men aan educatie rond geslachtsgemeenschap en -ziekten gaan doen, inclusief de oprichting van dispensaria waar men kosteloos en anoniem kon worden geholpen. Motor van die campagnes en voorlichting was de Nationale Bond tegen de Geslachtsziekten. "Maar met de Duitse bezetting wordt de klok teruggedraaid en worden vrouwen weer de primaire zondebok. Pas in de jaren 1950 worden testen weer opengesteld voor mannen." In de eerste decennia van de 20ste eeuw bestond er trouwens maar weinig effectieve medicatie voor wie een geslachtsziekte opliep. "Er was wel Salvarsan, the magic bullet, tegen syfilis en ook voor gonorroe was er een geneesmiddel. Maar het was wachten op de uitvinding van antibiotica om een snelle en effectieve behandeling te hebben. Onthouding was geen optie, men zette vooral in op voorkoming van geslachtsziekten." Toch wijst de historica er op dat de problematiek in de Antwerpse pers en gemeenteraad soms werd opgeklopt. "De cijfers over geslachtsziekten waren soms een argument om prostitutie af te schaffen of om lezingen van die Nationale Liga in het Zeemanshuis niet te laten doorgaan. Er was vaak meer morele paniek dan dat er effectief zieken waren of doden vielen door geslachtsziekten. En bovendien vertelde men vaak andere dingen aan vrouwen dan aan mannen. Zo moest 'een goede huisvader er voor zorgen dat zijn dochter niet in de verleiding kwam'. Heel wetenschappelijk was de aanpak zeker niet." Tegelijkertijd merkt ze op dat naast het Sint-Elisabethgasthuis in Antwerpen ook andere instellingen en huisartsen onderzoeken deden ter preventie en genezing van geslachtsziekten. "Daardoor moeten we er van uitgaan dat de reële omvang van het probleem onderschat is. En vergeet zeker niet dat, ondanks de campagnes, er een taboe bleef rusten op venerische ziekten. Pas als men vanaf 1934 testen anoniem en kosteloos ging aanbieden, lieten meer mensen zich testen." Bijzondere aandacht was er in Antwerpen voor buitenlandse zeelui. "In het interbellum gaan havensteden akkoorden sluiten waardoor bezoekende zeelui een (syfilis)behandeling elders konden verder zetten." Een opvallende vaststelling is wel dat in de doodsoorzakenregisters, als er sprake was van geslachtziekten, het in meerderheid kinderen of baby's betrof. "Dan noteerde men als doodsoorzaak 'overgeërfde syfilis'. Dat was blijkbaar minder een taboe. Ik heb alvast geen briefwisseling gevonden dat kinderen behandeld werden."