Het sociaal statuut van artsen in opleiding - met name de pensioenbijdragen - staat opnieuw op de agenda van de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen. Waarom is dat nog steeds niet opgelost? Hoe zit de vork nu precies aan de steel. Dokter Robert Rutsaert (ASGB/Kartel) schetst het probleem.
Een tweetal jaren geleden hebben we samen met de collega's van de BVAS - met toen als voorzitter dokter Philippe Devos - de arbeidsvoorwaarden en de verloning van de aso's op de agenda van de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen (NPCAZ) laten zetten.
Die onderhandelingen zijn, om het zacht uit te drukken, moeizaam verlopen maar zijn onder leiding van Jo De Cock toch tot een goed einde gebracht, met een collectieve overeenkomst. We zijn er tevreden mee. So far so good. Het komt er nu op aan om toe te zien dat het akkoord overal correct wordt toegepast.
Maar wat ons betreft is het werk niet af. Het ASGB/Kartel heeft vanaf zijn ontstaan altijd veel belang gehecht aan de sociale bescherming van de arts en daar wringt voor de aso's en de haio's nog wel een en ander.
Historiek sui generis
In 1983 werd voor de aso's onder druk van de universitaire ziekenhuizen het zogenaamde sui generis-statuut ingevoerd met de bedoeling minder werkgeversbijdragen voor de RSZ te moeten betalen. Voor de haio's ging dit statuut in in 2009.
Het gevolg is dat er geen pensioen meer wordt opgebouwd in het wettelijke stelsel. Dat probleem wordt alsmaar groter gezien de steeds langer wordende opleidingsduur. Voor alle inwendige disciplines wordt die 6 jaar. Voor wie nog een bijzondere beroepstitel niveau 3 wil behalen (bijvoorbeeld intensieve zorg) komt daar nog minstens een jaar bij. Voor een aantal kandidaten infectiologie kan dat nu al 7 jaar betekenen.
Als men dan bijvoorbeeld als alleenstaande moeder ook nog een deeltijdse opleiding wenst te volgen dan zou gedurende zowat een derde van de reeds korte carrière geen pensioenrecht worden opgebouwd. Binnenkort heeft heel de bevolking recht op een minimumpensioen - met de artsen als enige uitzondering.
Binnenkort heeft heel de bevolking recht op een minimumpensioen - met de artsen als enige uitzondering
We vragen dus al lang om een oplossing hiervoor te vinden. In het akkoord 2018-2019 (punt 5.2) kon het Kartel laten opnemen dat de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen (NCAZ) voor 30 juni 2018 een uitgewerkt voorstel zou voorleggen. In een werkgroep van de NCAZ, ook al onder leiding van Jo De Cock, werden wel interessante debatten gevoerd, maar echte conclusies kwamen er niet.
We hadden laten berekenen dat om het gebrek aan wettelijke pensioenbijdragen te compenseren - voor een vijfjarige opleiding - een verhoging van het sociaal statuut van het Riziv met meer dan 70% nodig was. Een en ander hangt natuurlijk ook af van het rendement van het pensioenfonds: daarvoor hadden we een gemiddelde van 2-3% gerekend.
We stelden voor om dat bedrag in enkele stappen te bereiken. In het akkoord 2020 (punt 9) konden we voor aso's en haio's een verhoging laten opnemen van het 'sociaal statuut' dat het Riziv uitbetaalt met 1.250 euro (tot 6.287 euro).
In de akkoorden 2021 (6.351 euro) en 2022-2023 (6.401 euro) werden die bedragen wel bestendigd en geïndexeerd, maar een verdere verhoging bleef uit.
In het akkoord 2021 (punt 2.3.2. en 2.3.4) werd vanuit een besparing (doelmatige zorg) van 40 miljoen, 10 miljoen toegekend 'voor de sociale bescherming van ASO en HAIO'. Samen met een extra budget van 20 miljoen dat minister Vandenbroucke ter beschikking stelde, werd dat bedrag evenwel door de NPCAZ aangewend als loonsubsidie, en alleen voor aso's - niet voor haio's zoals in het akkoord was opgenomen. Wij blijven dus aandringen op een verdere structurele oplossing, die zowel voor haio's als voor aso's geldt.
In het akkoord 2022-2023 (punt 4.1), goedgekeurd door de regering, engageert de NCAZ zich opnieuw om dit probleem ter harte te nemen.
Om de pensioenopbouw te verbeteren zijn er onzer inziens slechts 2 opties.
1. Uitbreiden van het sui generis statuut tot een bediendestatuut.
Het is weinig waarschijnlijk dat de ziekenhuizen die indertijd hebben aangedrongen op het invoeren van een sui generis-statuut, dat nu zullen goedkeuren.
De te betalen bijdragen zouden een totale meerkost meebrengen van meer dan 50 miljoen euro - in cijfers en aantallen van enkele jaren geleden. Van de aso's en de haio's zou, alleen al voor de pensioenopbouw, een extra bijdrage van ruim 12 miljoen vereist zijn.
Volgens berekeningen van de FOD Pensioenen, uitgevoerd in 2015, zou het rendement van die investering alleen de staat ten goede komen. Wat de overheid later voor de pensioenen zou moeten betalen zou lager zijn dan wat er aan werkgevers- en werknemersbijdragen betaald werd. We hebben gevraagd om die berekeningen uit 2015 te actualiseren.
Wat de overheid later voor de pensioenen zou moeten betalen zou lager zijn dan wat er aan werkgevers- en werknemersbijdragen betaald werd
Bij het begin van de discussie (in de NCPAZ - nvdr) waren de aso's er niet van op de hoogte dat ze zelf 7,5% extra RSZ-bijdragen zouden moeten betalen - en dat ze dus een lager nettoloon zouden overhouden. De oplossing die ze daarvoor hebben voorgesteld is om dan de brutolonen in dezelfde mate te verhogen. Maar het lijkt ons niet waarschijnlijk dat de lonen die pas in de Collectieve Overeenkomst zijn vastgelegd, snel opnieuw onderhandeld kunnen worden.
Dit vraagt een wetswijziging en voortgaande op de moeizame pensioendiscussies in de regering valt naar onze mening geen snelle oplossing te verwachten.
Er werd begin 2021 wel een wetsvoorstel ingediend in de Kamer (De Block, Muylle, Bacquelaine) dat inhoudt dat de opleidingsjaren zouden kunnen tellen als gewerkte jaren (analoog aan onze legerdienst van vroeger).
Dat voorstel juichen we zeker toe. Maar omdat men duidelijk stelt dat het sui generis-statuut behouden blijft - en er dus voor die jaren nog altijd geen bijdragen betaald worden - zal de impact vrij beperkt zijn. De 'carrièrebreuk' zou bijvoorbeeld wel kunnen verbeteren, van 30/45 naar 33-36/45.
Volgens de website van de Kamer is er sedert september 2021 in dat dossier blijkbaar geen evolutie.
2. Verdere verhoging van het 'sociaal statuut' dat het Riziv uitbetaalt.
Die verhoging van het 'sociaal statuut' kan binnen het Riziv en de NCAZ zeer snel beslist worden. En de overgrote meerderheid van de aso's en haio's zal na de opleiding toch zelfstandige worden.
Het rendement van een netto belastingvrije premie, gestort in de persoonlijke pensioenpot, zal volgens ons groter zijn dan een bijkomende investering in het wettelijk pensioenstelsel. We zijn in 2020 deze weg al ingeslagen. We moeten nu alleen de volgende stappen wel zetten.
Het HOP (haio-overlegplatform) heeft zijn duidelijke voorkeur voor deze oplossing uitgesproken.
De volgende vraag is nu hoe dit moet gefinancierd worden.
Het sociaal statuut wordt klassiek gefinancierd vanuit de administratiekosten van het Riziv, de meesten willen dit ook zo behouden.
Uiteraard wordt naar de overheid gekeken. Voor het Kartel is het bespreekbaar om een deeltje bij te passen vanuit de honorariummassa. Het argument dat artsen zonder aso's op die manier een stukje meebetalen voor de anderen is valabel - maar moet dan in de weging genomen worden met de semi-urgentie waarmee een oplossing noodzakelijk is.
De werkloosheidsuitkering is een bijkomende discussie die nog niet ten gronde gevoerd werd. Maar het is te gek voor woorden dat we alsmaar meer aso's blijven opleiden en dat we dan middelen zouden moeten opzij zetten voor wanneer ze geen job vinden. Bovendien zijn er wel overtallen in een aantal disciplines maar net zo goed tekorten in andere (huisartsgeneeskunde, geriatrie, neurologie, ...). Eventueel kunnen de aso's - voor de haio's is dit momenteel geen probleem - er al dan niet voor kiezen een persoonlijke bijdrage te betalen.
Een tweetal jaren geleden hebben we samen met de collega's van de BVAS - met toen als voorzitter dokter Philippe Devos - de arbeidsvoorwaarden en de verloning van de aso's op de agenda van de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen (NPCAZ) laten zetten.Die onderhandelingen zijn, om het zacht uit te drukken, moeizaam verlopen maar zijn onder leiding van Jo De Cock toch tot een goed einde gebracht, met een collectieve overeenkomst. We zijn er tevreden mee. So far so good. Het komt er nu op aan om toe te zien dat het akkoord overal correct wordt toegepast.Maar wat ons betreft is het werk niet af. Het ASGB/Kartel heeft vanaf zijn ontstaan altijd veel belang gehecht aan de sociale bescherming van de arts en daar wringt voor de aso's en de haio's nog wel een en ander.Historiek sui generisIn 1983 werd voor de aso's onder druk van de universitaire ziekenhuizen het zogenaamde sui generis-statuut ingevoerd met de bedoeling minder werkgeversbijdragen voor de RSZ te moeten betalen. Voor de haio's ging dit statuut in in 2009.Het gevolg is dat er geen pensioen meer wordt opgebouwd in het wettelijke stelsel. Dat probleem wordt alsmaar groter gezien de steeds langer wordende opleidingsduur. Voor alle inwendige disciplines wordt die 6 jaar. Voor wie nog een bijzondere beroepstitel niveau 3 wil behalen (bijvoorbeeld intensieve zorg) komt daar nog minstens een jaar bij. Voor een aantal kandidaten infectiologie kan dat nu al 7 jaar betekenen.Als men dan bijvoorbeeld als alleenstaande moeder ook nog een deeltijdse opleiding wenst te volgen dan zou gedurende zowat een derde van de reeds korte carrière geen pensioenrecht worden opgebouwd. Binnenkort heeft heel de bevolking recht op een minimumpensioen - met de artsen als enige uitzondering.We vragen dus al lang om een oplossing hiervoor te vinden. In het akkoord 2018-2019 (punt 5.2) kon het Kartel laten opnemen dat de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen (NCAZ) voor 30 juni 2018 een uitgewerkt voorstel zou voorleggen. In een werkgroep van de NCAZ, ook al onder leiding van Jo De Cock, werden wel interessante debatten gevoerd, maar echte conclusies kwamen er niet.We hadden laten berekenen dat om het gebrek aan wettelijke pensioenbijdragen te compenseren - voor een vijfjarige opleiding - een verhoging van het sociaal statuut van het Riziv met meer dan 70% nodig was. Een en ander hangt natuurlijk ook af van het rendement van het pensioenfonds: daarvoor hadden we een gemiddelde van 2-3% gerekend.We stelden voor om dat bedrag in enkele stappen te bereiken. In het akkoord 2020 (punt 9) konden we voor aso's en haio's een verhoging laten opnemen van het 'sociaal statuut' dat het Riziv uitbetaalt met 1.250 euro (tot 6.287 euro).In de akkoorden 2021 (6.351 euro) en 2022-2023 (6.401 euro) werden die bedragen wel bestendigd en geïndexeerd, maar een verdere verhoging bleef uit.In het akkoord 2021 (punt 2.3.2. en 2.3.4) werd vanuit een besparing (doelmatige zorg) van 40 miljoen, 10 miljoen toegekend 'voor de sociale bescherming van ASO en HAIO'. Samen met een extra budget van 20 miljoen dat minister Vandenbroucke ter beschikking stelde, werd dat bedrag evenwel door de NPCAZ aangewend als loonsubsidie, en alleen voor aso's - niet voor haio's zoals in het akkoord was opgenomen. Wij blijven dus aandringen op een verdere structurele oplossing, die zowel voor haio's als voor aso's geldt.In het akkoord 2022-2023 (punt 4.1), goedgekeurd door de regering, engageert de NCAZ zich opnieuw om dit probleem ter harte te nemen.Om de pensioenopbouw te verbeteren zijn er onzer inziens slechts 2 opties.1. Uitbreiden van het sui generis statuut tot een bediendestatuut.Het is weinig waarschijnlijk dat de ziekenhuizen die indertijd hebben aangedrongen op het invoeren van een sui generis-statuut, dat nu zullen goedkeuren.De te betalen bijdragen zouden een totale meerkost meebrengen van meer dan 50 miljoen euro - in cijfers en aantallen van enkele jaren geleden. Van de aso's en de haio's zou, alleen al voor de pensioenopbouw, een extra bijdrage van ruim 12 miljoen vereist zijn. Volgens berekeningen van de FOD Pensioenen, uitgevoerd in 2015, zou het rendement van die investering alleen de staat ten goede komen. Wat de overheid later voor de pensioenen zou moeten betalen zou lager zijn dan wat er aan werkgevers- en werknemersbijdragen betaald werd. We hebben gevraagd om die berekeningen uit 2015 te actualiseren.Bij het begin van de discussie (in de NCPAZ - nvdr) waren de aso's er niet van op de hoogte dat ze zelf 7,5% extra RSZ-bijdragen zouden moeten betalen - en dat ze dus een lager nettoloon zouden overhouden. De oplossing die ze daarvoor hebben voorgesteld is om dan de brutolonen in dezelfde mate te verhogen. Maar het lijkt ons niet waarschijnlijk dat de lonen die pas in de Collectieve Overeenkomst zijn vastgelegd, snel opnieuw onderhandeld kunnen worden.Dit vraagt een wetswijziging en voortgaande op de moeizame pensioendiscussies in de regering valt naar onze mening geen snelle oplossing te verwachten.Er werd begin 2021 wel een wetsvoorstel ingediend in de Kamer (De Block, Muylle, Bacquelaine) dat inhoudt dat de opleidingsjaren zouden kunnen tellen als gewerkte jaren (analoog aan onze legerdienst van vroeger). Dat voorstel juichen we zeker toe. Maar omdat men duidelijk stelt dat het sui generis-statuut behouden blijft - en er dus voor die jaren nog altijd geen bijdragen betaald worden - zal de impact vrij beperkt zijn. De 'carrièrebreuk' zou bijvoorbeeld wel kunnen verbeteren, van 30/45 naar 33-36/45. Volgens de website van de Kamer is er sedert september 2021 in dat dossier blijkbaar geen evolutie.2. Verdere verhoging van het 'sociaal statuut' dat het Riziv uitbetaalt.Die verhoging van het 'sociaal statuut' kan binnen het Riziv en de NCAZ zeer snel beslist worden. En de overgrote meerderheid van de aso's en haio's zal na de opleiding toch zelfstandige worden.Het rendement van een netto belastingvrije premie, gestort in de persoonlijke pensioenpot, zal volgens ons groter zijn dan een bijkomende investering in het wettelijk pensioenstelsel. We zijn in 2020 deze weg al ingeslagen. We moeten nu alleen de volgende stappen wel zetten. Het HOP (haio-overlegplatform) heeft zijn duidelijke voorkeur voor deze oplossing uitgesproken.De volgende vraag is nu hoe dit moet gefinancierd worden. Het sociaal statuut wordt klassiek gefinancierd vanuit de administratiekosten van het Riziv, de meesten willen dit ook zo behouden.Uiteraard wordt naar de overheid gekeken. Voor het Kartel is het bespreekbaar om een deeltje bij te passen vanuit de honorariummassa. Het argument dat artsen zonder aso's op die manier een stukje meebetalen voor de anderen is valabel - maar moet dan in de weging genomen worden met de semi-urgentie waarmee een oplossing noodzakelijk is. De werkloosheidsuitkering is een bijkomende discussie die nog niet ten gronde gevoerd werd. Maar het is te gek voor woorden dat we alsmaar meer aso's blijven opleiden en dat we dan middelen zouden moeten opzij zetten voor wanneer ze geen job vinden. Bovendien zijn er wel overtallen in een aantal disciplines maar net zo goed tekorten in andere (huisartsgeneeskunde, geriatrie, neurologie, ...). Eventueel kunnen de aso's - voor de haio's is dit momenteel geen probleem - er al dan niet voor kiezen een persoonlijke bijdrage te betalen.