We hebben allemaal van die dagen. Dagen waarop je wakker wordt en de wereld direct een maatje te groot lijkt. Je sleutels zijn verdwenen, je koffie smaakt naar bocht, en het gevoel van irritatie heeft zich al comfortabel in je nek genesteld nog voor je de eerste patiënt hebt gezien. Maar hier komt de hamvraag: mogen wij, als artsen, slechte dagen hebben?
Het korte antwoord is ja. Het lange antwoord is een beetje complexer. Ik schreef in mijn vorige column al over de mythe der onfeilbaarheid die er heerst binnen de medische wereld. De mythe dat artsen altijd onwankelbaar, onvermoeibaar en onaantastbaar moeten zijn. We zijn het anker, de constante in de storm, de rots in de branding.
Terwijl dat op papier misschien mooi klinkt, weet ik uit eigen ervaring dat dit onmogelijk is. We zijn geen machines. We zijn mensen met een lastige balans tussen professionaliteit en menselijkheid, tussen afstand en nabijheid. Het is echter niet de foutloosheid die ons definieert, maar wel hoe we omgaan met onze feilbaarheid. Of zoals Winston Churchill het ooit zei: "Success is not final, failure is not fatal: It is the courage to continue that counts."
Zelfcompassie is geen luxe, het is een noodzaak.
Slechte dagen horen bij het leven, en dus ook bij het leven van een arts. Maar hoe blijf je dan gemotiveerd? De ene dag lijkt het allemaal vanzelf te gaan: je bent scherp, energiek en voelt je verbonden met je patiënten, terwijl de andere dag elk gesprek aanvoelt als een marathon, en je je net zo inspirerend voelt als een natte dweil.
Begin met compassie! Niet voor je patiënten, maar voor jezelf. Zelfcompassie is geen luxe, het is een noodzaak. Als arts geef je continu aan anderen, maar er komt een punt waarop je jezelf dreigt uit te putten. Zelfs de meest toegewijde professional is niet van staal. En dan mag je gerust een stap terugnemen.
Ik weet het, het lijkt onmogelijk: je agenda is vol, patiënten wachten op antwoorden, en de druk om te "blijven gaan" is enorm. Toch ben ik ervan overtuigd dat er manieren zijn om ruimte voor jezelf te creëren, zelfs in de hectiek van de dagelijkse praktijk. Durf jij bijvoorbeeld grenzen stellen? Durf je 'nee' te zeggen tegen extra taken die niet noodzakelijk zijn? Je bent er voor je patiënten, maar dat betekent niet dat je altijd overal 'ja' op moet zeggen.
En nog eentje: plan jij ademruimte in in je agenda? Geblokkeerde momenten in je dag voor korte pauzes (die je ook echt geblokkeerd houdt en niet stiekem gaat invullen doorheen de dag)? Kleine momenten van rust (een blokje om wandelen, een koffietje drinken,...) kunnen wonderen doen voor je energiepeil.
Jezelf blijven motiveren begint vaak met hoe je naar jezelf kijkt. We kunnen genadeloos hard zijn voor onszelf. Maar wat als je met mildere ogen naar je eigen prestaties zou gaan kijken? Wat als je die innerlijke criticus bewust wat zachter zet?
Ik was ook zo'n doorwinterde workaholic die zichzelf een hele dag achterna liep. Het kon altijd beter. Goed was nooit goed genoeg. Schrijven helpt mij om de wereld en mezelf met zachtere ogen te bekijken. Ja, er zijn dagen waarop ik doodmoe ben en snel geïrriteerd. Maar nee, dat maakt mij geen slecht mens, noch een slechte arts.
En dat wil ik ook graag aan jou meegeven: je hoeft niet altijd je beste zelf te zijn. De zorg die je levert blijft waardevol, zelfs op mindere dagen. Heb je dus een mindere dag? Gebruik hem gewoon om even stil te staan, om te reflecteren en om wat zachter te gaan kijken naar jezelf. Dát is wat we nodig hebben in een wereld die vaak te hard en te snel gaat; geen onfeilbare robotartsen.