Het euthanasieproces in Gent heeft een aantal moeilijkheden m.b.t. de euthanasiewet voor ondraaglijk psychisch lijden, aan de oppervlakte gebracht. Als de psychiatrie verder weigert deze klinische moeilijkheden onder ogen te zien, kan nu al voorspeld worden dat de zaak Nys het begin van een lange reeks gerechtelijke procedures inluidt.
In De Standaard van 31 januari komt Patrick Wyffels, Leif-arts uit de regio Antwerpen, aan het woord. Hij maakt twee opmerkingen, die beide de vinger op een impasse leggen. Enerzijds stelt hij dat meer en meer artsen zullen weigeren om advies te geven, omdat ze bang zijn. Anderzijds wijst hij erop dat het aantal euthanasievragen explodeert; van één per twee weken naar één per dag.
Hij "vreest" dat het in de komende maanden nog drukker wordt. Deze vrees is gegrond. De Nederlandse psychiater Chabot wees er reeds jaren geleden op dat elke keer als de leveneindekliniek in het nieuws komt er zich opnieuw een golf 'uitbehandelde' patiënten bij die kliniek aanmelden.
Dit fenomeen, waarbij de ruchtbaarheid die in de media gegeven wordt aan een aanbod - euthanasie, in ons geval - onmiddellijk resulteert in een stijging van de vraag, toont ons waar de 'blinde vlek' van de euthansiewet voor psychisch lijden van 2014 ligt.
Deze wet bepaalt dat de artsen, die deze wet toepassen, zich er moeten van verzekerd hebben dat het lijden op redelijke wijze als 'langdurig', 'uitzichtloos' en 'ondraaglijk' geobjectiveerd wordt. Alles wat redelijk mogelijk was moet doorlopen zijn, en de patiënt moet zich, na een lange tijdsperiode en diverse behandelingen, resistent tonen aan elke vorm van externe therapeutische beïnvloeding. Kort gezegd: men moet zich ervan hebben vergewist dat niets nog op de patiënt invloed heeft.
Als nu de voor euthanasie in aanmerking komende patiënt zich moet definiëren als definitief resistent aan elke therapeutische beïnvloeding, hoe moet men dan verklaren dat het mediatiseren van het aanbod, zoals bij het recente proces, telkens resulteert in een golf van nieuwe aanvragen? Hoe komt het dat zo'n mediatisering plots wel beïnvloedende effecten lijkt te hebben op een aan beïnvloeding 'immune' patiënt?
Laat ons alsjublief deze vraag niet onmiddellijk met dooddoeners ('een taboe wordt doorbroken', 'de mensen weten nu dat het kan en mag' enz.) van de baan schuiven. Laat ons durven denken, zonder elke uitnodiging daartoe in een ideologisch hokje van voor- of tegenstanders, katholieken of vrijzinnigen, op te sluiten. De ernst van het fenomeen - het gaat uiteindelijk om leven en dood - verdient een open ondervraging. Er is hier misschien een logica aan het werk die de publiciteitswereld veel beter kent dan de hedendaagse psychiater.
Deze logica luidt als volgt: het aanbod creërt de vraag, eerder dan omgekeerd. Elk aanbod is een suggestie: een aanbod is nooit neutraal. De publicitaire suggestie is doorzichtig: koop. De suggestie in het aanbod van euthanasie is minder transparant, maar is ze daarom minder actief ?
Het aanbod van euthanasie is niet neutraal; het wordt bewoond door een obscure suggestie
De angst van de artsen, Leif-artsen incluis, is heel ernstig te nemen: zij die met veel ijver en met de beste bedoelingen een aanbod hebben gecreëerd, worden angstig door de golf van vragen die dit aanbod nu uitlokt. En hoe op deze vragen antwoorden, wanneer alles toch niet zo 'objectiveerbaar' en 'onbeïnvloedbaar' blijkt te zijn? Is er binnen de publiciteitswereld no such thing as bad publicity, dan stelt de vraag zich nu, en blijkbaar dus ook voor sommige Leif-artsen, of de wet van 2014 geen doos van Pandora is.
Het 'ondraaglijk psychisch lijden' getuigt van een ernstige maar tijdelijke ontreddering waarbij het levensgevoel verstoord is, en de smart ook lichamelijk beleefd wordt. De taal heeft er maar in beperkte mate vat op, de tijd meestal wel. De psychiatrie vindt hier haar bestaansreden; in het tijdelijk beschermen van de patiënt die aan zijn lijden is overgeleverd, en tevens een zekere neiging tot automutilatie of zelfmoord kent, vanuit de zucht naar een bruuske onderbreking van dit lijden. De inzet van een therapie is om de patiënt van die neiging weg te leiden.
Het eigene van het vertoog van de euthanasie is een door een wet bekrachtigde instemming met die neiging tot auto-amputatie, waartegen de patiënt zich juist - het is de reële kern van zijn 'ziekte' - met zo weinig middelen kan verdedigen.
Indien de arts, de therapeut, de hulpverlener er is om die tendens, waar de patiënt alleen zich onvoldoende tegen kan beschermen, in te dijken, wakkert dan het zogenaamd neutraal aanbod van de euthanasie deze tendens niet eerder aan? Omdat euthanasie vooreerst een aanbod is, wordt het bewoond door een obscuur verlangen; hij die dit aanbod heeft bedacht, heeft daarmee immers 'iets' gewild.
De euthanasiewet is vooreerst een initiatief van zij die deze wet wensten, nog voor het een vraag van een patiënt was. De zo complexe kwestie van de suggestie en de overdracht, die door de partizanen van de 'vrije wil' wordt geweigerd, is reeds volop aanwezig in hun aanbod zelf.
Want zij die deze wet wensten, 'willen' iets voor anderen, namelijk dat ze, alleen en vanuit hun eigen 'vrije wil', al dan niet voor euthanasie zouden kunnen kiezen. Maar dat waarvoor gekozen kan worden is iets dat niet bestond als spontane vraag voordat dit aanbod werd gecreëerd.
Het aanbod van euthanasie is dus niet neutraal;het wordt bewoond door een obscure suggestie. De vraag is hoe deze suggestie gehoord wordt door sommige patiënten, die zelf reeds overgeleverd zijn aan het gevoel dat niets, en vooreerst dan henzelf, nog enige moeite waard is. Het fenomeen van de 'golf' van aanvragen na de mediatisering van het aanbod biedt een verkillend antwoord.
Het aanbod van euthanasie ent zich op een crisis, op een moment waarop de 'zieke' het kwetsbaarst is. Het is net hier - wanneer de crisis, het lijden, uitbarst - dat de suggestie van euthanasie, suggestie die reeds actief is door het bestaan zelf van deze praktijk als afdwingbaar recht, zich gemakkelijk kan enten op een precair subjectief terrein. Louter procedurele hervormingen van de euthanasiewet zullen deze ethische vragen noch de angst bij de artsen kunnen wegwissen.
Deze angst is gegrond. De afwezigheid van een onbetwistbare objectieve prognose - afwezigheid waar de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) in haar adviestekst van 2017 reeds op wees, namelijk "dat absolute onbehandelbaarheid in de psychiatrie niet bestaat" (p. 16) - zorgt ervoor dat elke arts die op een euthanasieverzoek ingaat mogelijks juridisch kan aangeklaagd worden.
In De Standaard van 31 januari komt Patrick Wyffels, Leif-arts uit de regio Antwerpen, aan het woord. Hij maakt twee opmerkingen, die beide de vinger op een impasse leggen. Enerzijds stelt hij dat meer en meer artsen zullen weigeren om advies te geven, omdat ze bang zijn. Anderzijds wijst hij erop dat het aantal euthanasievragen explodeert; van één per twee weken naar één per dag.Hij "vreest" dat het in de komende maanden nog drukker wordt. Deze vrees is gegrond. De Nederlandse psychiater Chabot wees er reeds jaren geleden op dat elke keer als de leveneindekliniek in het nieuws komt er zich opnieuw een golf 'uitbehandelde' patiënten bij die kliniek aanmelden.Dit fenomeen, waarbij de ruchtbaarheid die in de media gegeven wordt aan een aanbod - euthanasie, in ons geval - onmiddellijk resulteert in een stijging van de vraag, toont ons waar de 'blinde vlek' van de euthansiewet voor psychisch lijden van 2014 ligt.Deze wet bepaalt dat de artsen, die deze wet toepassen, zich er moeten van verzekerd hebben dat het lijden op redelijke wijze als 'langdurig', 'uitzichtloos' en 'ondraaglijk' geobjectiveerd wordt. Alles wat redelijk mogelijk was moet doorlopen zijn, en de patiënt moet zich, na een lange tijdsperiode en diverse behandelingen, resistent tonen aan elke vorm van externe therapeutische beïnvloeding. Kort gezegd: men moet zich ervan hebben vergewist dat niets nog op de patiënt invloed heeft.Als nu de voor euthanasie in aanmerking komende patiënt zich moet definiëren als definitief resistent aan elke therapeutische beïnvloeding, hoe moet men dan verklaren dat het mediatiseren van het aanbod, zoals bij het recente proces, telkens resulteert in een golf van nieuwe aanvragen? Hoe komt het dat zo'n mediatisering plots wel beïnvloedende effecten lijkt te hebben op een aan beïnvloeding 'immune' patiënt?Laat ons alsjublief deze vraag niet onmiddellijk met dooddoeners ('een taboe wordt doorbroken', 'de mensen weten nu dat het kan en mag' enz.) van de baan schuiven. Laat ons durven denken, zonder elke uitnodiging daartoe in een ideologisch hokje van voor- of tegenstanders, katholieken of vrijzinnigen, op te sluiten. De ernst van het fenomeen - het gaat uiteindelijk om leven en dood - verdient een open ondervraging. Er is hier misschien een logica aan het werk die de publiciteitswereld veel beter kent dan de hedendaagse psychiater.Deze logica luidt als volgt: het aanbod creërt de vraag, eerder dan omgekeerd. Elk aanbod is een suggestie: een aanbod is nooit neutraal. De publicitaire suggestie is doorzichtig: koop. De suggestie in het aanbod van euthanasie is minder transparant, maar is ze daarom minder actief ? De angst van de artsen, Leif-artsen incluis, is heel ernstig te nemen: zij die met veel ijver en met de beste bedoelingen een aanbod hebben gecreëerd, worden angstig door de golf van vragen die dit aanbod nu uitlokt. En hoe op deze vragen antwoorden, wanneer alles toch niet zo 'objectiveerbaar' en 'onbeïnvloedbaar' blijkt te zijn? Is er binnen de publiciteitswereld no such thing as bad publicity, dan stelt de vraag zich nu, en blijkbaar dus ook voor sommige Leif-artsen, of de wet van 2014 geen doos van Pandora is.Het 'ondraaglijk psychisch lijden' getuigt van een ernstige maar tijdelijke ontreddering waarbij het levensgevoel verstoord is, en de smart ook lichamelijk beleefd wordt. De taal heeft er maar in beperkte mate vat op, de tijd meestal wel. De psychiatrie vindt hier haar bestaansreden; in het tijdelijk beschermen van de patiënt die aan zijn lijden is overgeleverd, en tevens een zekere neiging tot automutilatie of zelfmoord kent, vanuit de zucht naar een bruuske onderbreking van dit lijden. De inzet van een therapie is om de patiënt van die neiging weg te leiden.Het eigene van het vertoog van de euthanasie is een door een wet bekrachtigde instemming met die neiging tot auto-amputatie, waartegen de patiënt zich juist - het is de reële kern van zijn 'ziekte' - met zo weinig middelen kan verdedigen. Indien de arts, de therapeut, de hulpverlener er is om die tendens, waar de patiënt alleen zich onvoldoende tegen kan beschermen, in te dijken, wakkert dan het zogenaamd neutraal aanbod van de euthanasie deze tendens niet eerder aan? Omdat euthanasie vooreerst een aanbod is, wordt het bewoond door een obscuur verlangen; hij die dit aanbod heeft bedacht, heeft daarmee immers 'iets' gewild.De euthanasiewet is vooreerst een initiatief van zij die deze wet wensten, nog voor het een vraag van een patiënt was. De zo complexe kwestie van de suggestie en de overdracht, die door de partizanen van de 'vrije wil' wordt geweigerd, is reeds volop aanwezig in hun aanbod zelf.Want zij die deze wet wensten, 'willen' iets voor anderen, namelijk dat ze, alleen en vanuit hun eigen 'vrije wil', al dan niet voor euthanasie zouden kunnen kiezen. Maar dat waarvoor gekozen kan worden is iets dat niet bestond als spontane vraag voordat dit aanbod werd gecreëerd.Het aanbod van euthanasie is dus niet neutraal;het wordt bewoond door een obscure suggestie. De vraag is hoe deze suggestie gehoord wordt door sommige patiënten, die zelf reeds overgeleverd zijn aan het gevoel dat niets, en vooreerst dan henzelf, nog enige moeite waard is. Het fenomeen van de 'golf' van aanvragen na de mediatisering van het aanbod biedt een verkillend antwoord.Het aanbod van euthanasie ent zich op een crisis, op een moment waarop de 'zieke' het kwetsbaarst is. Het is net hier - wanneer de crisis, het lijden, uitbarst - dat de suggestie van euthanasie, suggestie die reeds actief is door het bestaan zelf van deze praktijk als afdwingbaar recht, zich gemakkelijk kan enten op een precair subjectief terrein. Louter procedurele hervormingen van de euthanasiewet zullen deze ethische vragen noch de angst bij de artsen kunnen wegwissen.Deze angst is gegrond. De afwezigheid van een onbetwistbare objectieve prognose - afwezigheid waar de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) in haar adviestekst van 2017 reeds op wees, namelijk "dat absolute onbehandelbaarheid in de psychiatrie niet bestaat" (p. 16) - zorgt ervoor dat elke arts die op een euthanasieverzoek ingaat mogelijks juridisch kan aangeklaagd worden.