Ik ben geen politica, geen beleidspersoon, meer nog: ik heb niks te zeggen en heb vermoedelijk een onmiskenbaar gebrek aan managementkennis. Maar ik sta wel op de vloer, net als de meeste lezers van onze prachtige Artsenkrant. Men zou me dus een ervaringsdeskundige kunnen noemen. Temeer omdat ik intussen bijna te weten mag komen waar Abraham de mosterd vandaan haalt. Benieuwd.
De recente berichtgeving over wachtlijsten in de kinderpsychiatrie stootten me tegen de borst. Iedereen had wel een mening over het incident met Jules. Deze jongeman was weliswaar net juridisch meerderjarig geworden, maar dit probleem stelde zich uiteraard niet voor het eerst na zijn 18de feestdag. Wachtlijsten van twee jaar en langer voor fundamentele problemen met het ontwikkelende brein, waar de naaste omgeving hulp vraagt, zijn schadelijk. Patiënten dienen de nodige diagnostiek en therapie te krijgen. Bij de jeugd betekent dat een juiste aanpak voor zichzelf en de opvoeders. De wachtlijsten zorgen ervoor dat kansen gemist worden.
In de media vergeleek men dit probleem wat misplaatst met een gebroken been of abces: wachten kost je je been. Dat lijkt me een absurde onderschatting van de erkenning van psychische problematiek, je kan ook zeggen dat je de trein mist als je te laat op het perron arriveert. Even logisch en (on)vergelijkbaar. Het zou immers ook impliceren dat andere medische problemen wel twee jaar mogen wachten voor ze de nodige medische aandacht krijgen.
Niet dus. De coronacrisis heeft ons dat nog eens pijnlijk aangetoond. Zo is de ziekte van Dupuytren uiteraard geen urgentie, maar lange wachttijden zorgden wel voor ernstige contracturen die een volledig herstel niet zelden onmogelijk maakten. Om maar een voorbeeld te noemen vanop 'mijn' vloer. Deze lange wachtlijsten zijn trouwens een blijvertje, helaas. Inhalen is een illusie.
Hoe ontstaan die wachtlijsten? Om een probleem aan te pakken, lijkt een analyse ten gronde logisch. Maar de wil en motivatie van politici moet er zijn. Er zijn immers vele redenen die aanleiding geven tot wachtlijsten. Een basisprincipe in een procesanalyse is uiteraard vraag, aanbod, capaciteit en verwerkingssnelheid. Kwaliteit is primordiaal in de geneeskunde, maar laat ons ook drijfveren als prestatiegeneeskunde niet onderschatten. Het is aan ons beleid om een oplossing uit deze impasse te zoeken.
Als arts willen we gewoon iedereen helpen... en dat lukt niet meer
Maar vanuit onze praktijk valt het eerste aspect op: de vraag is groot en lijkt te groeien. Waarom? De beschikbaarheid, de (maatschappelijk gedragen) kost, het gebrek aan (private) alternatieven en de populariteit dragen hiertoe bij. Projecten zoals Rode Neuzen Dag met aandacht voor het psychische welzijn van het kind mogen dan wel nobel en sensibiliserend zijn, de vraag zal er niet door afnemen. Het aanbod echter...
Investeringen in de zorg en zeker procentueel in de jongerenpsychiatrie, schieten tekort. Om de kwaliteit te kunnen blijven garanderen, is het onvermijdelijk dat medische teams niet anders kunnen dan met wachtlijsten te werken. Die lopen heden helaas de spuigaten uit... de capaciteit moet dus hoger.
Kunnen we in een zorgstaat met gemeenschappelijk gedragen geneeskunde dan niet anders dan met ellenlange wachtlijsten eindigen? Wie is verantwoordelijk voor de opgelopen schade door dat wachten? Ik hoorde een minister van volksgezondheid ooit stellen dat 'wachtlijsten soms ook therapeutisch' kunnen zijn.
Een pijnlijke waarheid die enkel uit de mond van een politicus kan gepleit worden... Een therapie die door wachten overbodig wordt, is een goede zaak voor bezuiniging in de geneeskunde. Maar de patiënt verdrinkt in ellende. Uiteindelijk zal hij genezen of overlijden (what doesn't kill you, makes you stronger).
En de dokter? Die verzuipt. Want als arts willen we gewoon iedereen helpen... en dat lukt niet meer. Want de wachtlijst is de nieuwste therapie. Zoals een overste me ooit toesnauwde toen ik vanuit een patiëntgerichte ontevredenheid vanop de werkvloer een andere beleidsbeslissing vroeg: Degreef, deal with it.