Er wordt weleens gezegd dat de positie van de arts veranderd is. Dat we vroeger meer gezag hadden. Dat de witte jas op zich al autoriteit uitstraalde. Dat wat de dokter zei, zonder veel discussie werd opgevolgd. En dat klopt. Tot op zekere hoogte.
Vandaag zijn patiënten mondiger. Ze hebben vragen, wensen en verwachtingen. Ze komen met een diagnose in hun achterzak--gesteld door dokter Google of onderbouwd door ChatGPT. Ze zijn geïnformeerd, of op z'n minst overtuigd dat ze dat zijn. En dat is soms vermoeiend. Het vraagt energie om niet alleen arts, maar ook gids, vertaler, vertrouwenspersoon en geruststeller te zijn.
En toch...
Toch blijft de arts-patiëntrelatie, ondanks die verschuiving, fundamenteel ongelijk. Niet omdat wij beter zijn. Niet omdat we alles weten. Maar omdat wij de sleutel in handen hebben. Naar geruststelling, naar duidelijkheid, naar erkenning. Wij beslissen over diagnoses, over behandelingen, over briefjes die rust brengen--of net onrust. Wij bepalen wie gehoord wordt. Wij kiezen de woorden. En onze woorden hebben gewicht.
Die machtspositie voelt zelden als macht. Meestal voelt ze als verantwoordelijkheid. Of als druk. Want hoe voldoe je aan al die verwachtingen? Hoe help je iemand die nood heeft aan zoveel meer dan wat in vijftien minuten geboden kan worden?
Toch blijft de arts-patiëntrelatie, ondanks die verschuiving, fundamenteel ongelijk.
Net omdat het voor ons niet als 'macht' aanvoelt, staan we er zelden bij stil. Nochtans is dat bewustzijn essentieel. Bewustzijn van de kwetsbaarheid die komt met afhankelijkheid. Mensen zijn niet graag kwetsbaar. Dus zoeken ze houvast, controle. En is het dan niet logisch dat patiënten mondiger en kritischer worden?
Bewustzijn is de basis voor mildheid. De patiënt heeft ons nodig en wil gehoord worden. Maar de arts heeft ook de patiënt nodig om goede zorg te kunnen leveren.
Zonder patiënten zijn we geen artsen. Zonder vertrouwen zijn we geen behandelaars. En zonder tevreden patiënten zijn we uiteindelijk ook geen succesvolle zorgverleners.
We weten niet altijd alles. Maar wie luistert, wie écht aanwezig is, die betekent soms nog steeds alles. En misschien ligt daarin onze grootste kracht. Niet in het absoluut weten of oplossen; dan wel in het aanwezig zijn. Of het nu vijf, vijftien of zestig minuten duurt. Echt aanwezig zijn, gehoor bieden en ruimte laten.
Want de ander is niets zonder ons--maar wij evenmin iets zonder de ander.