Vorige week brachten zowel de Orde der artsen, als de Psychologencommissie een advies uit rond medewerking aan het contactonderzoek bij covid-19. Beide instanties benadrukken het belang van die aanpak, maar geven een andere interpretatie aan het concept noodsituatie. Daardoor formuleren ze elk een totaal ander, in essentie tegengesteld advies rond de implicaties voor het beroepsgeheim.
De Orde stelt dat het beroepsgeheim doorbroken moet worden, de Psychologencommissie stelt dat er aan het beroepsgeheim niet mag geraakt worden. Voor klinisch psychologen brengt dat een vervelende situatie met zich mee: als erkende psychologen zijn ze wettelijk gebonden aan het advies van de Psychologencommissie. Als erkend gezondheidszorgberoep zonder eigen Orde, wijst het Kabinet Beke echter ook voor klinisch psychologen naar het advies van de Orde der artsen.
Die situatie is hopelijk tijdelijk, want een nieuw wettelijk kader zou in de maak zijn. Niettemin is het interessant om te kijken welke aanpak de Psychologencommissie vooropstelt. Het uitgangspunt bij de commissie is dat het beroepsgeheim gevrijwaard moet blijven. Een essentieel deel van de oplossing daarvoor is dat de psycholoog aan patiënten (of cliënten) zelf over de eigen besmetting informeert. Een psycholoog dient het eigen dossiernummer op te vragen aan een contact tracer, zelf zijn patiënten te contacteren en vervolgens door te verwijzen naar hun huisarts voor verdere opvolging.
Het beroepsgeheim vrijwaren is niet onmogelijk
De Psychologencommissie ziet een aantal concrete voordelen aan deze aanpak, naast het feit dat het beroepsgeheim niet hoeft te worden doorbroken. Zo weten patiënten op die manier wie de besmette persoon is, wat bijvoorbeeld voor angstige patiënten die het mogelijk moeilijk hebben met onzekerheid, zinvol kan zijn. Dit kan de vertrouwensband met de patiënt ten goede komen, biedt de psycholoog de mogelijkheid om te informeren naar de gemoedstoestand van de patiënt en zo nodig door te verwijzen naar een collega.
De procedure van de Psychologencommissie lijkt dus niet alleen in staat om het beroepsgeheim te vrijwaren, maar heeft ook aandacht voor het psychisch welbevinden van de patiënt. Raak je als psycholoog besmet, dan verlies je volgens die aanpak zelf een stukje privacy - al is een besmetting in tijden van een pandemie nu ook niet zo uitzonderlijk, zeker niet als hulpverlener, en ook niets om je voor te schamen - maar stel je zo wel maximaal het belang van je patiënt voorop.
De keuze tussen zorg, privacy en beroepsgeheim die de Orde der artsen mee gebruikt als rationale om aan te bevelen het beroepsgeheim te doorbreken, is een valse keuze. Ook in het kader van een tijdelijke maatregel kan dit echt beter.
De Orde stelt dat het beroepsgeheim doorbroken moet worden, de Psychologencommissie stelt dat er aan het beroepsgeheim niet mag geraakt worden. Voor klinisch psychologen brengt dat een vervelende situatie met zich mee: als erkende psychologen zijn ze wettelijk gebonden aan het advies van de Psychologencommissie. Als erkend gezondheidszorgberoep zonder eigen Orde, wijst het Kabinet Beke echter ook voor klinisch psychologen naar het advies van de Orde der artsen.Die situatie is hopelijk tijdelijk, want een nieuw wettelijk kader zou in de maak zijn. Niettemin is het interessant om te kijken welke aanpak de Psychologencommissie vooropstelt. Het uitgangspunt bij de commissie is dat het beroepsgeheim gevrijwaard moet blijven. Een essentieel deel van de oplossing daarvoor is dat de psycholoog aan patiënten (of cliënten) zelf over de eigen besmetting informeert. Een psycholoog dient het eigen dossiernummer op te vragen aan een contact tracer, zelf zijn patiënten te contacteren en vervolgens door te verwijzen naar hun huisarts voor verdere opvolging.De Psychologencommissie ziet een aantal concrete voordelen aan deze aanpak, naast het feit dat het beroepsgeheim niet hoeft te worden doorbroken. Zo weten patiënten op die manier wie de besmette persoon is, wat bijvoorbeeld voor angstige patiënten die het mogelijk moeilijk hebben met onzekerheid, zinvol kan zijn. Dit kan de vertrouwensband met de patiënt ten goede komen, biedt de psycholoog de mogelijkheid om te informeren naar de gemoedstoestand van de patiënt en zo nodig door te verwijzen naar een collega. De procedure van de Psychologencommissie lijkt dus niet alleen in staat om het beroepsgeheim te vrijwaren, maar heeft ook aandacht voor het psychisch welbevinden van de patiënt. Raak je als psycholoog besmet, dan verlies je volgens die aanpak zelf een stukje privacy - al is een besmetting in tijden van een pandemie nu ook niet zo uitzonderlijk, zeker niet als hulpverlener, en ook niets om je voor te schamen - maar stel je zo wel maximaal het belang van je patiënt voorop.De keuze tussen zorg, privacy en beroepsgeheim die de Orde der artsen mee gebruikt als rationale om aan te bevelen het beroepsgeheim te doorbreken, is een valse keuze. Ook in het kader van een tijdelijke maatregel kan dit echt beter.