...
ArboUnie, een van de grootste Nederlandse arbodiensten (arbeidsgeneeskunde), pleitte er onlangs voor dat de leidinggevende een werknemer kan aanspreken over zijn gewicht of ongezonde levensstijl. Moet de leidinggevende de werknemer daarover aanspreken?Volgens prof. Willem van Rhenen, bestuurder bij ArboUnie en hoogleraar aan de Neyenrode Business University, willen de werkgevers goed functionerende werknemers (lees: laag ziekteverzuim), en de werknemers willen goed werken en gezond oud worden. Van Rhenen vindt dat het letterlijk van levensbelang is om het gesprek over gezonde levensstijl op de werkvloer te voeren en in actie te komen. De werkplek is inderdaad een kansrijke setting om te doen aan gezondheidsbevorderende activiteiten. In 2010 verklaarde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat in de 21ste eeuw de werkplek één van de belangrijkste plaatsen is voor gezondheidsbevordering. Gezondheidsbevorderende acties kunnen een voordeel hebben op bevolkingsniveau in epidemiologische studies, maar de voordelen zijn op louter individueel niveau bijna niet vast te stellen of zelfs nadelig te noemen (dat is onder andere voor meer bewegen aangetoond). De activiteiten kunnen verder gezondheidsongelijkheid in de hand werken en het beruchte "Mattheüseffect" bewerkstelligen, waarbij de gezonde werknemers nog gezonder worden. Dit fameuze effect wordt vooral gezien bij hoger opgeleide werknemers.Het probleem is dat een (on)gezonde leefstijl niet unaniem gedefinieerd kan worden. Er zou gesteld kunnen worden dat dit geen privé-aangelegenheid is als het de gezondheid (én veiligheid) van de collega's of de werknemer zelf in gevaar brengt. Maar wat als het functioneren niet beïnvloed wordt? Is het geen bemoeizuchtige stigmatisering of enkel symptoombestrijding?FNV, de grootste Nederlandse vakbond (met 1 miljoen leden), vindt dat er eerst aan de beroepsrisico's dient gewerkt te worden: "voorkomen of verminderen van risico's op het werk". Er is zoveel meer nodig dan levensstijlprogramma's, met name "een veilige en gezonde werkplek, werkzaamheden en werktijden". Wat is immers het nut en de geloofwaardigheid van rookstopcampagnes als de werknemers nog steeds blootgesteld worden aan lasrook door onvoldoende rookafzuiging? Moeten daarom niet eerst de échte kernproblemen aangepakt worden? Daar valt natuurlijk iets voor te zeggen.Paternalisme ("voor hun eigen bestwil") en goedbedoelde suggesties pakken vaak averechts uit, ook als ze van een leidinggevende of de werkgever komen. Daarbij mag de gezagsrelatie tot de werkgever niet onderschat of over het hoofd worden gezien. De ethische grenzen, de afweging van de positieve effecten van levensstijlbeïnvloeding en de inperkingen van de individuele vrijheden, moeten afgebakend worden. De relatie tussen levensstijl en beroepsuitoefening moet daarbij altijd vooropstaan. Het Vlaams Instituut Gezond Leven (VIGL) ontwikkelde diverse instrumenten en hulpmiddelen om tot een "preventief gezondheidsbeleid" te komen, waarbij het "engagement van het management" essentieel is. Arbeidsartsen moeten oog hebben voor gezondheidsbevorderende acties zoals beschreven staat in de Codex over het Welzijn op het Werk. Follow the leader? Is de leidinggevende wel de uitgelezen persoon (binnen de onderneming) om iets over "goede gezondheid" en gezondheidsgedrag te zeggen? Als gekeken wordt naar het ziekteverzuim, is de leidinggevende juist zelf een grote oorzaak van uitval en uitstroom, en misschien niet zozeer het gezondheidsgedrag van de "ondergeschikte".